ECLI:NL:HR:2006:AV2661
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van hoger beroep tegen goedkeuring vaststellingsovereenkomst in faillissementsprocedure
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van verzoekers in hun hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris, die goedkeuring heeft verleend aan een vaststellingsovereenkomst gesloten door de curator in faillissement. De rechter-commissaris heeft op 8 juni 2005 mondeling goedkeuring gegeven aan de overeenkomst, waarna verzoekers op 26 juli 2005 hoger beroep hebben ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft hen echter bij beschikking van 23 september 2005 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 359 jo. 278 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoekers stelden dat zij op nader aan te voeren gronden beroep instelden, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet tijdig de benodigde gronden hadden aangevoerd.
De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekers verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. De stelling van verzoekers dat zij ernstig benadeeld waren in hun belangen, was niet voldoende onderbouwd en voldeed niet aan de eisen die aan een beroepschrift worden gesteld. De Hoge Raad bevestigde dat de rechtbank geen termijn had gesteld voor het aanvullen van het beroepschrift, waardoor verzoekers niet ontvankelijk waren in hun beroep. De Hoge Raad veroordeelde verzoekers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator waren begroot op € 336,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.