ECLI:NL:HR:2006:AV2642

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/085HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsgeschil tussen een advocatenkantoor en een voormalig advocaat-stagiaire over de rechtsgeldigheid van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen een advocatenkantoor en een voormalig advocaat-stagiaire, die na ontslag op staande voet de rechtsgeldigheid van de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst betwist. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Groen, heeft de verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Middelburg en vorderde onder andere de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst die zij had ondertekend voor het ontslag, alsook de vernietiging van het ontslag zelf. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis de vorderingen van de eiseres gedeeltelijk toegewezen, maar haar niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst.

De verweerster heeft tegen beide vonnissen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de eiseres incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft in zijn arrest van 12 november 2004 de eiseres in haar vorderingen afgewezen en de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.

De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 21 april 2006.

Uitspraak

21 april 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/085HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 24 december 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Middelburg, locatie Terneuzen, en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de vaststellingsovereenkomst van 23 augustus 2001 vernietigbaar is;
2. te verklaren voor recht dat het gegeven ontslag op staande voet op 31 augustus 2001 vernietigbaar is;
3. [verweerster] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, aan [eiseres] te betalen het salaris over de maanden september, oktober en november 2001 (tot 22 november 2001, namelijk een bedrag van ƒ 13.602,-- (bruto) inclusief 8% vakantietoeslag, de onkostenvergoeding over de maanden augustus, september, oktober en november (tot 22 november 2001) namelijk een bedrag van ƒ 654,--, de wettelijke verhoging over het brutosalaris van voormelde maanden, namelijk een bedrag van ƒ 312,-- en de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening over het brutosalaris, de onkostenvergoeding en de wettelijke verhoging;
4. de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening van de 8% vakantietoeslag over de maand juli 2001;
5. een schadevergoeding over de maand november 2001 (tot 22 november 2001) waarop de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt tot en met 31 december 2002, de datum waarop de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd behoorde te eindigen, hetgeen neerkomt op een bedrag gelijk aan het brutosalaris inclusief 8% vakantietoeslag over voornoemde periode, tot een totaalbedrag van ƒ 68.560,-- en de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
6. alles met veroordeling van [verweerster] in de kosten van dit geding.
[verweerster] heeft de vorderingen bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 20 februari 2002 een comparitie van partijen gelast. Bij eindvonnis van 28 augustus 2002 heeft de kantonrechter [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst van 23 augustus 2001 vernietigbaar is, de loonvordering (salaris, vakantietoeslag en onkostenvergoeding) over de periode september 2001 tot en met 21 november 2001, met wettelijke verhoging en wettelijke rente,toegewezen, zoals in het dictum vermeld, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
Tegen beide vonnissen van de kantonrechter heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Tegen het vonnis van 28 augustus 2002 heeft [eiseres] incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 12 november 2004 heeft het hof:
in het principaal appel:
- [verweerster] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen het vonnis van 20 februari 2002;
- het vonnis van de Kantonrechter te Terneuzen van 28 augustus 2002 vernietigd, voor zover aan zijn oordeel onderworpen (te weten de daarin opgenomen veroordeling van [verweerster] alsmede de beslissing met betrekking tot de proceskosten) en, opnieuw rechtdoende:
- de vorderingen van [eiseres] afgewezen;
- [eiseres] veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en van het hoger beroep;
- de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
in het incidenteel appel:
- het beroep verworpen en
- [eiseres] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 8 februari 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 21 april 2006.