ECLI:NL:HR:2006:AV2349
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Witwassen en gebruik van vals geld in Nederland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van witwassen en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift. De zaak betreft de verdachte die op 29 juni 2003 op Schiphol, samen met anderen, 4801 valse biljetten van twintig Bahreinse Dinars voorhanden had. De verdachte had deze valse biljetten op de zwarte markt in Egypte gekocht met de intentie om ze in Nederland om te wisselen. De verdediging stelde dat het hier om 'waardeloos' geld ging, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze stelling niet kon worden onderbouwd met feitelijke grondslagen. De Hoge Raad bevestigde de bewezenverklaring van het Hof, dat de verdachte en zijn mededaders wisten dat de biljetten afkomstig waren uit een misdrijf. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden waren voor cassatie. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk, en een geldboete van € 2.400,-.