ECLI:NL:HR:2006:AV2325
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- L. Monné
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag afvalstoffenbelasting en de geldigheid van niet-reinigbare verklaringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van Streekgewest Westelijk Noord-Brabant tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch over een naheffingsaanslag in de afvalstoffenbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag was oorspronkelijk vastgesteld op ƒ 205.068, maar na bezwaar van belanghebbende was deze verminderd. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verder verminderd tot ƒ 111.836. Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën hebben cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat belanghebbende een afvalverwerkingsinrichting exploiteerde en dat er verschillende stoffen zijn afgegeven aan deze inrichting, waarvoor geen afvalstoffenbelasting is afgedragen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal W. de Wit gevolgd, die had geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris en ongegrondverklaring van het beroep van belanghebbende. De Hoge Raad oordeelde dat de vrijstelling van artikel 17 van de Wet belastingen op milieugrondslag van toepassing is indien voor grond een A-verklaring is afgegeven, maar dat de datum van afgifte van deze verklaring geen betekenis heeft voor de geldigheid ervan.
De Hoge Raad heeft beide cassatieberoepen ongegrond verklaard en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 805 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 1 september 2006.