ECLI:NL:HR:2006:AV1701

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01341/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Kantonrechter inzake snelheidsovertreding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2006 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in Rotterdam. De aanvraagster was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 784,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden wegens een snelheidsovertreding. De aanvraagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.J. Baumgardt, stelde dat zij niet de bestuurder was van de auto ten tijde van de overtreding. Ter ondersteuning van haar aanvraag werd een verklaring overgelegd van [betrokkene 1], die aangaf dat hij de overtreding had begaan en dat de aanvraagster niet betrokken was bij het voorval.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage tot herziening gegrond was, omdat er nieuwe feiten waren die de eerdere veroordeling in twijfel trokken. De verklaring van [betrokkene 1] en de discrepantie in handtekeningen op de antwoordkaart gaven aanleiding om te veronderstellen dat de Kantonrechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze feiten, de aanvraagster zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van nieuwe feiten in herzieningsprocedures en de mogelijkheid om eerdere veroordelingen te herzien wanneer er substantiële twijfels zijn over de juistheid van de uitspraak. Dit arrest is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming van individuen in het strafrecht, vooral in gevallen waar onterecht een veroordeling heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

31 januari 2006
Strafkamer
nr. 01341/05 H
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Rotterdam, kanton Sommelsdijk, van 8 mei 2003, nummer 10/260049-02, ingediend door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, namens:
[aanvraagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvraagster ter zake van "overtreding van art. 21A RVV 1990" veroordeeld tot een geldboete van € 784,-, subsidiair 15 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvraagster voert daartoe aan dat een ander dan de aanvraagster de personenauto ten tijde van de snelheidsovertreding heeft bestuurd.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467 Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Bij de aanvrage is overgelegd een verklaring van 17 juli 2003 van [betrokkene 1], welke verklaring inhoudt:
"N.a.v. uw brief met daarin de kennisgeving ontzegging van de rijbevoegdheid wil ik u het volgende mededelen: [aanvraagster] is niet de persoon in kwestie geweest betreffende het voorval op 01-12-01 te Ouddorp. Door privé problemen is
[aanvraagster] niet eerder in staat geweest te reageren. Ik zou u willen verzoeken [aanvraagster] niet langer aansprakelijk te stellen voor de overtreding en tevens willen verzoeken de ontzegging van de rijbevoegdheid in te trekken. Aangezien ik,
[betrokkene 1], geboren [geboortedatum]-1976 te [geboorteplaats] de overtreding begaan heb kunt u mij aansprakelijk stellen."
4.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich tevens een aan de aanvraagster toegezonden en weer aan het CJIB teruggestuurde antwoordkaart. Op deze antwoordkaart is ingevuld dat de overtreding door de bestuurder wordt erkend. De handtekening onder het hoofd "bestuurder" op de antwoordkaart komt niet overeen met de handtekening van de aanvraagster zoals die voorkomt op de aanvrage en op de akte uitreiking behorende bij de inleidende dagvaarding. De handtekening op de antwoordkaart komt daarentegen wel overeen met de handtekening van [betrokkene 1] zoals die voorkomt op de bij de aanvrage overgelegde verklaring waarin hij de overtreding erkent. Dit levert grond op aan te nemen dat niet de aanvraagster, maar een ander de personenauto heeft bestuurd ten tijde van het begaan van de snelheidsovertreding.
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Kantonrechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvraagster van het haar tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Rotterdam, kanton Sommelsdijk, van 8 mei 2003;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 januari 2006.