ECLI:NL:HR:2006:AV1618

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00964/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over terbeschikkingstelling van een reisdocument

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het ter beschikking stellen van een aan een ander verstrekt reisdocument, in dit geval een paspoort, met het oogmerk dat dit document door een derde zou worden gebruikt als ware het aan die derde verstrekt. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 7 augustus 2002 heeft de verdachte op Schiphol een paspoort van Groot-Brittannië ter beschikking gesteld aan een medereiziger, met de afspraak dat deze medereiziger het paspoort zou gebruiken tijdens hun gezamenlijke reis naar Londen. Het hof oordeelde dat de terbeschikkingstelling van het paspoort ook op Schiphol voortduurde, wat door de Hoge Raad werd bevestigd. De verdediging stelde dat het verstrekken van een document geen voortdurend delict is, maar het hof weerlegde dit door te stellen dat de zinsnede 'ter beschikking heeft gesteld' een werkwoordconstructie is die enige duur kan inhouden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd en dat de bewezenverklaring voldoende was onderbouwd met de feiten en omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waardoor de veroordeling van het hof in stand bleef.

Uitspraak

28 maart 2006
Strafkamer
nr. 00964/05
LR/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 september 2004, nummer 23/150041-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 17 februari 2003 - de verdachte ter zake van "een aan een ander verstrekt reisdocument ter beschikking stellen van een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof aan de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring opgenomen en aan art. 231 Sr ontleende woorden "ter beschikking heeft gesteld" een onjuiste betekenis heeft gegeven.
3.2.1. Art. 231, eerste lid, Sr luidt, voorzover hier van belang:
"Hij die (...) een aan hem of een ander verstrekt reisdocument ter beschikking stelt van een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, wordt gestraft met (...)."
3.2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 7 augustus 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een aan een ander verstrekt reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Groot-Brittannië met nummer [000000000], op naam van [betrokkene 1], ter beschikking heeft gesteld van [betrokkene 2], met het oogmerk dat reisdocument door die [betrokkene 2] te doen gebruiken als ware het aan die [betrokkene 2] verstrekt."
3.2.3. De bestreden uitspraak houdt voorts, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen. Hij heeft daartoe gesteld dat het verstrekken van een document geen voortdurend delict is.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Zoals hiervoor bij de uitleg van de tenlastelegging overwogen, verstaat het hof onder de zinsnede "ter beschikking heeft gesteld" een werkwoordconstructie die enige duur kan inhouden. Volgens de verklaring van [betrokkene 2], zoals hiervoor onder bewijsmiddel 2 weergegeven, heeft zij het op 7 augustus 2002 te Schiphol bij haar aangetroffen paspoort van Groot-Brittannië de dag ervoor in Athene van verdachte gekregen en zou zij, eenmaal veilig in Londen, verdachte het restbedrag betalen. [Betrokkene 2] zou, zo blijkt uit de gegevens van haar ticket, via Schiphol naar Londen reizen. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de ter beschikkingstelling van het paspoort aan [betrokkene 2] ook op Schiphol voortduurde.
Het voorgaande leidt ertoe dat ook dit verweer wordt verworpen."
3.3. Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen de door het Hof in de hierboven weergegeven overweging genoemde feiten en omstandigheden terwijl uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met genoemde [betrokkene 2] reisde.
3.4. Het middel faalt derhalve.
4. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 maart 2006.