ECLI:NL:HR:2006:AV1579

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/096HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kinderalimentatie en draagkracht van de vader

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de moeder en de vader van een minderjarig kind over de verschuldigde kinderalimentatie. De moeder, verzoekster tot cassatie, heeft op 14 mei 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam. Zij verzocht om vaststelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun erkende minderjarige kind, geboren in 2000. De vader is in eerste aanleg niet verschenen. De rechtbank heeft op 18 augustus 2004 bepaald dat de vader met ingang van 1 mei 2004 € 400,-- per maand moet betalen voor de verzorging en opvoeding van het kind, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Het gerechtshof heeft op 21 april 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding door de vader vastgesteld op € 63,-- per maand, met ingang van 1 mei 2004. De moeder heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof. De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 21 april 2006.

Uitspraak

21 april 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/096HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 14 mei 2004 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - zich gewend tot die rechtbank en primair met ingang van 1 december 2003, subsidiair met ingang van 14 mei 2004 en meer subsidiair met ingang van een datum die de rechtbank redelijk acht, vaststelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van haar, door verweerder in cassatie - verder te noemen: de vader erkende minderjarige kind [de zoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000, verzocht.
De vader is in eerste aanleg niet verschenen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 augustus 2004 bepaald dat de vader met ingang van 1 mei 2004 € 400,-- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige, te verhogen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van die minderjarige kan of zal worden verleend, deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 21 april 2005 heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding door de vader met ingang van 1 mei 2004 bepaald op € 63,-- per maand.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 21 april 2006.