ECLI:NL:HR:2006:AV1576

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/091HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht geschil over ontbinding huurovereenkomst en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een huurrechtelijk geschil tussen de verhuurder, Sedijko B.V., en de huurder, [eiser]. Sedijko heeft [eiser] gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam, waarbij zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft gevorderd, alsook betaling van achterstallige huur. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 8 oktober 2002 [eiser] veroordeeld om aan Sedijko het gevorderde bedrag te voldoen, maar heeft verdere beslissingen aangehouden. [Eiser] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof te Amsterdam heeft hem in een arrest van 30 september 2004 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 8 oktober 2002 en het vonnis van 18 maart 2003 bekrachtigd.

[...]

De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de gedingstukken van twee procedures niet goed heeft onderscheiden, wat heeft geleid tot een onbegrijpelijk oordeel over de niet-ontvankelijkheid van [eiser]. De kosten van het geding in cassatie zijn gereserveerd, omdat Sedijko de bestreden beslissing niet heeft uitgelokt of verdedigd. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 12 mei 2006 door de raadsheren J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels.

Uitspraak

12 mei 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/091HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall,
t e g e n
SEDIJKO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Sedijko - heeft bij exploot van 5 april 2001 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Sedijko binnen veertien dagen na betekening van het te dezen te geven bevel te voldoen een bedrag van ƒ 4.523,76, inclusief incassokosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over ƒ 3.838,57 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van ƒ 892,66 voor elke maand of gedeelte daarvan gedurende welke [eiser] in het genot blijft van het gehuurde na 30 april 2001;
2. te ontbinden de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [a-straat 1] te [woonplaats];
3. [eiser] te veroordelen het gehuurde aan voormeld adres te ontruimen en ontruimd te houden, zulks met machtiging op Sedijko die ontruiming ten uitvoer te doen leggen, desnoods met behulp van de sterke arm;
4. [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
[Eiser] heeft de vorderingen van Sedijko bestreden en van zijn kant in reconventie gevorderd Sedijko te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 3.840,85 aan schadevergoeding.
Sedijko heeft de vordering in reconventie bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 6 augustus 2002 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 8 oktober 2002 in conventie [eiser] veroordeeld om tegen kwijting aan Sedijko te voldoen het equivalent in euro's van een bedrag van ƒ 3.838,57, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 april 2001 tot de dag der voldoening, iedere verdere beslissing aangehouden, en in reconventie de zaak naar de rol verwezen teneinde Sedijko in de gelegenheid te stellen een conclusie na comparitie te nemen.
Tegen het vonnis van de kantonrechter van 8 oktober 2002 heeft [eiser] bij exploot van 8 januari 2003 in conventie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De zaak is ter rolle van het hof ingeschreven onder rolnummer 148/03.
Bij eindvonnis van 18 maart 2003 heeft de kantonrechter in conventie de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden, [eiser] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van het equivalent in euro's van een bedrag van ƒ 892,66 voor elke maand of gedeelte daarvan gedurende welke hij in het genot blijft van het gehuurde vanaf 30 april 2001, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Voorts heeft de kantonrechter de vordering in reconventie afgewezen en [eiser] in conventie en in reconventie in de proceskosten veroordeeld.
Tegen het vonnis van 18 maart 2003 van de kantonrechter heeft [eiser] bij exploot van 6 mei 2003 hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De zaak is ter rolle van het hof ingeschreven onder rolnummer 877/03.
Bij arrest van 30 september 2004 heeft het hof in de zaak met rolnummer 148/03 [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van 8 oktober 2002, het vonnis van 18 maart 2003 bekrachtigd, en [eiser] in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Sedijko is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest van het gerechtshof te Amsterdam en tot verwijzing van de zaak naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in cassatie om het volgende.
Sedijko als verhuurder heeft [eiser] als huurder gedagvaard voor de kantonrechter, en op grond van de stelling dat [eiser] toerekenbaar ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting tot stipte betaling van de huurpenningen, gevorderd - kort gezegd - ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van achterstallige huur tot en met april 2001, en betaling van een bedrag voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [eiser] na 30 april 2001 in het genot van het gehuurde blijft.
[Eiser] heeft de vordering van Sedijko bestreden en van zijn kant een eis in reconventie ingesteld tot betaling van een bedrag als schadevergoeding ter zake van vervangende kamerhuur en schoonmaak- en schilderkosten in verband met een brand in een belendende woning. Sedijko heeft verweer gevoerd tegen de reconventionele vordering.
3.2.1 De kantonrechter heeft bij vonnis van 8 oktober 2002 in conventie [eiser] veroordeeld om aan Sedijko het gevorderde bedrag ter zake van achterstallige huur te voldoen en iedere verdere beslissing aangehouden. In reconventie heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar de rol teneinde Sedijko in de gelegenheid te stellen een conclusie te nemen.
Tegen dit tussenvonnis, voor zover in conventie gewezen, heeft [eiser] bij exploot van 8 januari 2003 bij het hof hoger beroep ingesteld. De zaak is ter rolle van het hof ingeschreven onder rolnummer 148/03.
[Eiser] heeft in deze zaak op 17 april 2003 van grieven gediend.
3.2.2 Bij vonnis van 18 maart 2003 heeft de kantonrechter, in conventie in het bijzonder de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken, met veroordeling van [eiser] tot ontruiming van de woning, en, in reconventie, [eiser]s vordering strekkende tot schadevergoeding afgewezen.
Van dit vonnis is [eiser] bij dagvaarding van 6 mei 2003 in hoger beroep gekomen.
3.3 Het hof heeft [eiser] wegens overschrijding van de appeltermijn niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van 8 oktober 2002 en het vonnis van 18 maart 2003 bekrachtigd.
3.4 De stukken van het geding en 's hofs uitspraak doen vermoeden dat het hof de gedingstukken van twee bij het hof aanhangige procedures tussen [eiser] en Sedijko niet uit elkaar heeft gehouden. In het bestreden arrest, gewezen onder rolnummer 148/03, is het hof ervan uitgegaan dat de onder dat rolnummer ingeschreven procedure, waarin [eiser] ter rolle van het hof van 17 april 2003 van grieven heeft gediend, is ingeleid door het exploot van dagvaarding van 6 mei 2003. Dit uitgangpunt is onbegrijpelijk, zodat de motiveringsklacht onder 1.4 van het middel slaagt. De overige klachten behoeven geen behandeling meer.
3.5 Nu Sedijko de bestreden beslissing van het hof niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2004;
verwijst de zaak naar dat hof ter verdere behandeling en afdoening;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eiser] in totaal op € 2.972,18, waarvan op de voet van art. 243 Rv. te voldoen aan de Griffier van de Hoge Raad een bedrag van € 2.899,43 en € 72,75 aan [eiser], en aan de zijde van Sedijko op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.C. van Oven, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 mei 2006.