ECLI:NL:HR:2006:AV1574

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/078HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over de status van een weg op de grens van percelen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen buren over de status van een weg die gedeeltelijk over het erf van de ene buur loopt. De eiser, wonende te [woonplaats], is door de verweerder, wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen. De verweerder vorderde dat de eiser binnen acht dagen na betekening van het vonnis een hek zou verwijderen dat hij op de grens van hun percelen had geplaatst. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een descente gelast en in een later vonnis de vordering van de verweerder toegewezen, maar de dwangsom gematigd. De eiser heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat de vonnissen heeft bekrachtigd. Hierna heeft de eiser cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de proceskosten veroordeeld. De zaak bevatte ook een incident met betrekking tot processtukken, waarbij een ongetekende akte niet tot de gedingstukken bleek te behoren. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft gedaan. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

12 mei 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/078HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 18 april 2000 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te bevelen binnen acht dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het door hem op de grens van de percelen, kadastraal bekend gemeente Gendringen, sectie [A], nummers [001 en 002], aangebrachte hek te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor elke dag na acht dagen na betekening van dit vonnis, dat [eiser] [verweerder] verhindert van de weg gebruik te maken, zulks tot een maximum van ƒ 150.000,--, en [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en zijnerzijds een eis in reconventie ingesteld met betrekking tot het weghalen van bomen en een heg, die in cassatie niet meer aan de orde is.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 31 augustus 2000 een descente tevens comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 9 november 2000 in conventie [verweerder] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de rechtbank bij eindvonnis van 27 september 2001 in conventie de vordering toegewezen, zij het met matiging van de te verbeuren dwangsom van ƒ 500,-- (€ 226,89) per dag tot een maximum van ƒ 25.000,-- (€ 11.344,51), [eiser] in de proceskosten veroordeeld, en dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard
Tegen de vonnissen van 9 november 2000 en 27 september 2001 heeft [eiser] in conventie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 7 september 2004 heeft het hof de bestreden vonnissen die de rechtbank in conventie heeft gewezen, bekrachtigd en [eiser] in de proceskosten in hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft een anticipatie-exploit doen uitbrengen. De cassatiedagvaarding en het anticipatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
In cassatie heeft zich een incident voorgedaan bij het fourneren van de processtukken. In verband hiermee is de zaak verwezen naar de rolzitting van 23 december 2005. Tijdens die rolzitting is komen vast te staan dat een door [eiser] in zijn procesdossier overgelegde (ongetekende) "akte uitlating met overlegging van produkties" voor de rolzitting van het hof op 24 februari 2004, naar welke akte in het cassatiemiddel is verwezen, in werkelijkheid niet behoort tot de gedingstukken in hoger beroep. De overgelegde akte is hierop teruggenomen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 mei 2006.