ECLI:NL:HR:2006:AV1372
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van rente als kosten van een hypothecaire geldlening voor verbouwing van de eigen woning
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van rente als kosten van een hypothecaire geldlening in verband met de verbouwing van de eigen woning. De belanghebbende ontving voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting, die na bezwaar door de Inspecteur werd verminderd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verder verlaagde. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam behandeld.
De Hoge Raad oordeelde dat de hypothecaire geldlening van ƒ 1.250.000, afgesloten in juni 2000, niet volledig als een schuld kan worden aangemerkt waarvan de rente aftrekbaar is. Het Hof had vastgesteld dat er in dat jaar geen betalingen voor de verbouwing van de eigen woning hadden plaatsgevonden, behalve een bedrag van ƒ 41.063 aan de architect en aannemer. Dit betekent dat het resterende bedrag van ƒ 489.867 niet kan worden behandeld als een schuld waarvan de rente als aftrekbare kosten kan worden aangemerkt.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof moet onderzoeken of de goedkeuring van de Staatssecretaris van Financiën, die volledige rente-aftrek toestaat voor de eerste zes maanden na het afsluiten van de lening, van toepassing is in dit geval. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding en de bezwaarschriftprocedure moet worden toegekend.