ECLI:NL:HR:2006:AV1261
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Recht van schenking en de vermelding van het jaar van schenking op het aanslagbiljet
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X2 te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 november 2004, betreffende een aanslag in het recht van schenking. De aanslag, opgelegd naar aanleiding van een verkrijging van € 28.987.529, werd door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en er volgden conclusies van repliek en dupliek van de belanghebbende en de Staatssecretaris. De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie op 22 december 2005.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Het eerste middel betoogt dat het Hof de aanslag had moeten vernietigen omdat het aanslagbiljet het jaar 2002 vermeldt als jaar van schenking, terwijl de schenking in 1998 heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de vermelding van het jaartal 2002 op het aanslagbiljet geen onzekerheid heeft gecreëerd over de verkrijging die in 1998 heeft plaatsgevonden. Het Hof heeft terecht geen gevolg gegeven aan deze kennelijke vergissing, waardoor middel 1 faalt.
De Hoge Raad concludeert dat ook de overige middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie is er geen nadere motivering nodig, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 2 juni 2006.