ECLI:NL:HR:2006:AV1157
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep en eisen aan cassatiemiddelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2006 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De klager had beroep ingesteld tegen een beschikking van de Rechtbank te Roermond, waarin zijn beklag tot teruggave van bepaalde voorwerpen was behandeld. De Rechtbank had het beklag voor een aantal voorwerpen ongegrond verklaard, maar gegrond voor één specifiek voorwerp, waarvoor teruggave was gelast. De klager, geboren in 1973 en wonende te [woonplaats], had zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. P.G.C.P. Smits, te Venlo.
De Hoge Raad oordeelde dat voor een cassatieberoep alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke eisen. Dit houdt in dat er een stellige en duidelijke klacht moet zijn over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden beschikking heeft gewezen. De schriftuur van de klager voldeed niet aan deze vereisten, waardoor deze onbesproken moest blijven. Bovendien had de klager niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur ingediend, wat ook een reden was voor de Hoge Raad om de klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Knigge was dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zou verklaren, en dit werd door de Hoge Raad bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke eisen voor cassatiemiddelen en de gevolgen van het niet naleven van deze eisen voor de ontvankelijkheid van een beroep.