ECLI:NL:HR:2006:AV1044
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen ex-echtelieden over kinderalimentatie en draagkracht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtelieden over de verplichting van de vrouw tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige zoon, die bij de vader woont. De man heeft in 2003 een verzoek ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage om de vrouw te veroordelen tot het betalen van € 250,-- per maand. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de man in zijn verzoek, dan wel om afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft op 17 februari 2004 de bijdrage vastgesteld op € 129,-- per maand, met ingang van 22 juli 2003, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij zij de vernietiging van de beschikking van de rechtbank heeft verzocht. Het hof heeft op 16 maart 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de man afgewezen. Hierop hebben de man en de zoon cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep, maar dit betoog faalde, omdat de Hoge Raad oordeelde dat de gronden van de vrouw niet konden leiden tot niet-ontvankelijkheid.
De Hoge Raad heeft vervolgens de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter niet verplicht is om op alle stellingen van partijen in te gaan, vooral niet als deze stellingen terloops zijn geponeerd en niet zijn uitgewerkt. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.