ECLI:NL:HR:2006:AV0829
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Verbindendheid van de vijfde standaardvoorwaarde bij juridische fusies onder de Wet op de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om de verbindendheid van de vijfde standaardvoorwaarde zoals opgenomen in de beschikking van de Inspecteur, in het kader van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De belanghebbende, X N.V., heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die de beschikking van de Inspecteur heeft gehandhaafd. De Inspecteur had voorwaarden gesteld aan de beschikking, waartegen bezwaar is gemaakt. Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of de Inspecteur de vijfde standaardvoorwaarde mocht verbinden aan de beschikking. Het Hof had geoordeeld dat dit het geval was. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt vast dat de onderwerping aan de vijfde standaardvoorwaarde niet in strijd is met de Fusierichtlijn, aangezien deze voorwaarde de betrokken rechtspersonen niet belemmert in het gebruikmaken van de faciliteiten die de Fusierichtlijn biedt.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het middel, dat stelt dat de vijfde standaardvoorwaarde onverbindend zou zijn, faalt. De Hoge Raad concludeert dat de vijfde standaardvoorwaarde niet in strijd is met artikel 14b van de Wet op de vennootschapsbelasting. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2006.