ECLI:NL:HR:2006:AV0650
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil over rechtsgeldigheid beëindiging dealerovereenkomst tussen auto-importeur en autodealer
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een auto-importeur en een autodealer over de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de dealerovereenkomst. De eiseres, een autodealer, heeft de importeur gedagvaard en gevorderd dat de rechtbank zou verklaren dat de dealerovereenkomst niet eindigde op 1 april 2002, zoals de importeur in een brief van 23 maart 2000 had gesteld. De rechtbank te Utrecht wees de vordering van de eiseres af, waarna zij in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat de opzegging van de dealerovereenkomst door de importeur rechtsgeldig was. De eiseres ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat de dealerovereenkomst, die sinds oktober 1976 tussen partijen bestond, was aangepast aan de Europese verordening 1475/95. De opzegtermijn van de overeenkomst was vastgesteld op twee jaar, zonder dat verdere voorwaarden aan de opzegging verbonden waren. De Hoge Raad concludeerde dat de opzegging door de importeur op 23 maart 2000 rechtsgeldig was en dat de eiseres niet kon aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die de opzegging ongeldig zouden maken. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiseres en veroordeelde haar in de proceskosten van de cassatieprocedure.