ECLI:NL:HR:2006:AV0430
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Herinvesteringsreserve en compartimentering van bedrijfsmiddelen in de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 juni 2004, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2001. De belanghebbende had een aanslag ontvangen die na bezwaar was verminderd tot een belastbaar bedrag van € 7.184.422. Het Hof had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in en de Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep.
De zaak draait om de vraag of de belanghebbende een herinvesteringsreserve mocht vormen voor de boekwinst die zij had gerealiseerd bij de verkoop van appartementen. De belanghebbende had haar pand, dat eerder als kantoorruimte was verhuurd, verbouwd tot luxe appartementen en had een aantal van deze appartementen verkocht. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende een bedrijfsmiddel had prijsgegeven en dat de gerealiseerde winst niet in aanmerking kwam voor de herinvesteringsreserve, omdat het ging om voor de verkoop bestemde voorraad.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klachten van de belanghebbende faalden. De Hoge Raad benadrukte dat de herinvesteringsreserve niet van toepassing was op stille reserves in zaken die als voorraad fungeren, ook al hadden deze zaken in het verleden de functie van bedrijfsmiddel gehad. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.