ECLI:NL:HR:2006:AV0413

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01337/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake strafzaak tegen verdachte A

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2006 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 4 november 2004 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak tegen de verdachte A, geboren in 1983, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting te Lelystad. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, die een middel van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal, de heer Wortel, heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijke commentaar van de raadslieden op de conclusie van de Advocaat-Generaal. Na beoordeling van het middel heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad concludeert dat er geen gronden zijn waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd. Daarom wordt het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut.

Uitspraak

14 maart 2006
Strafkamer
nr. 01337/05
KD/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 november 2004, nummer 23/001437-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte] alias [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Lelystad.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijke commentaar van de raadslieden op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 14 maart 2006.