ECLI:NL:HR:2006:AV0413
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake strafzaak tegen verdachte A
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2006 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 4 november 2004 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak tegen de verdachte A, geboren in 1983, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting te Lelystad. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, die een middel van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal, de heer Wortel, heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijke commentaar van de raadslieden op de conclusie van de Advocaat-Generaal. Na beoordeling van het middel heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad concludeert dat er geen gronden zijn waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd. Daarom wordt het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut.