ECLI:NL:HR:2006:AV0406
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Vertrouwen op brief van de Inspecteur bij aanslagen in het recht van successie
In deze zaak gaat het om de vraag of belanghebbenden, die aanslagen in het recht van successie hebben ontvangen, erop mochten vertrouwen dat er geen aanslagen zouden worden opgelegd op basis van een brief van de Inspecteur. De zaak betreft de nalatenschap van A, die op 3 januari 2001 is overleden. De belanghebbenden ontvingen op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in het recht van successie, die door de Inspecteur zijn opgelegd. Tegen deze aanslagen hebben de belanghebbenden bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben de belanghebbenden beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbenden hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbenden, gezien de inhoud van de brief van de Inspecteur van 23 mei 2001, niet het vertrouwen mochten ontlenen dat er geen aanslagen in het recht van successie zouden worden opgelegd. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de belanghebbenden erop bedacht dienden te zijn dat hen een aanslagbiljet zou kunnen worden toegezonden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, omdat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het indienen van bezwaren tegen belastingaanslagen en de verantwoordelijkheid van belanghebbenden om op de hoogte te zijn van mogelijke aanslagen, zelfs als zij vertrouwen hebben in communicatie van de belastingautoriteiten.