ECLI:NL:HR:2006:AV0316
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak van mishandeling en bedreiging met een mes
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972 en woonachtig te [woonplaats], was eerder vrijgesproken van mishandeling en bedreiging met een mes. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, voor de feiten van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 26 mei 2003 te Nieuwegein. De verdachte had het slachtoffer, zijn echtgenote, bedreigd met een aardappelschilmesje en had haar meerdere keren geslagen.
De verdediging stelde dat de bewezenverklaring van de bedreiging enkel steunde op de verklaring van het slachtoffer, wat volgens hen onvoldoende was voor een veroordeling. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat het beroep in cassatie verworpen moest worden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden, omdat de bewezenverklaring voldoende feitelijke grondslag had en er geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde waren.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de bewijsvoering.