ECLI:NL:HR:2006:AV0055

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/136HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring en pluraliteitsvereiste in het faillissementsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de faillietverklaring van een rechtspersoon, voorheen bekend als Net Effect B.V. De zaak is gestart met een verzoekschrift dat op 6 mei 2005 door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College Zorgverzekeringen (CVZ) is ingediend bij de rechtbank te Amsterdam. De rechtbank heeft op 3 augustus 2005 de verzoekster in staat van faillissement verklaard, waarna verzoekster hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 11 oktober 2005 de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Verzoekster heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster verworpen, waarmee de faillietverklaring in stand blijft.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het pluraliteitsvereiste in het faillissementsrecht, waarbij summierlijk moet blijken van het bestaan van vorderingen om tot een faillietverklaring te komen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor faillietverklaring en de rol van de rechter in dit proces verduidelijkt.

Uitspraak

14 april 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/136HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster], voorheen genaamd Net Effect B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: voorheen mr. M.W. Scheltema,
thans mr J. de Bie Leuveling Tjeenk,
t e g e n
het rechtspersoonlijkheid bezittende
1. UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
2. COLLEGE ZORGVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 6 mei 2005 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingekomen verzoekschrift hebben verweerders in cassatie - verder te noemen: het UWV en het CVZ - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de rechtsvoorgangster van thans verzoekster tot cassatie - verder te noemen: [verzoekster] - in staat van faillissement te verklaren.
[Verzoekster] heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 3 augustus 2005 [verzoekster] in staat van faillissement verklaard en een rechter-commissaris en een curator benoemd.
Tegen dit vonnis heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 11 oktober 2005 heeft het hof de uitspraak waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het UWV en het CVZ hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 april 2006.