ECLI:NL:HR:2006:AV0055
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementsverklaring en pluraliteitsvereiste in het faillissementsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de faillietverklaring van een rechtspersoon, voorheen bekend als Net Effect B.V. De zaak is gestart met een verzoekschrift dat op 6 mei 2005 door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College Zorgverzekeringen (CVZ) is ingediend bij de rechtbank te Amsterdam. De rechtbank heeft op 3 augustus 2005 de verzoekster in staat van faillissement verklaard, waarna verzoekster hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 11 oktober 2005 de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Verzoekster heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster verworpen, waarmee de faillietverklaring in stand blijft.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het pluraliteitsvereiste in het faillissementsrecht, waarbij summierlijk moet blijken van het bestaan van vorderingen om tot een faillietverklaring te komen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor faillietverklaring en de rol van de rechter in dit proces verduidelijkt.