ECLI:NL:HR:2006:AU9736
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Beklag ex art. 12 Sv. over niet-vervolging minister-president voor ambtsmisdrijven
In deze zaak heeft klager, wonende te [woonplaats], op 8 december 2004 een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Hij beklaagde zich over het niet vervolgen van de minister-president, mr. dr. J.P. Balkenende, voor een aantal beweerdelijk gepleegde ambtsmisdrijven, die verband houden met de oorlog in Irak, het lidmaatschap van de 'Coalitie of the Willing' en de toestemmingswet voor het huwelijk van mevrouw Wisse Smit en Prins Johan Friso. Het hof verklaarde zich op 10 augustus 2005 onbevoegd en verwees de zaak naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad ontving het beklag en beoordeelde de ontvankelijkheid ervan. Klager stelde dat hij in zijn klaagschrift geen strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in artikel 44 Sr. aan de minister-president ten laste had gelegd, waardoor vervolging voor commune delicten mogelijk zou zijn. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van klager in zijn beklag.
De Hoge Raad oordeelde dat het beklag niet-ontvankelijk was, omdat de Hoge Raad niet bevoegd is om opdracht te geven tot vervolging van ambtsmisdrijven. Dit kan alleen bij Koninklijk besluit of door de Tweede Kamer. Klager werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, en de oproeping van klager bleef achterwege. De beschikking van het hof werd bevestigd, en klager kon niet worden ontvangen in zijn bezwaren tegen deze beschikking, aangezien tegen een dergelijke beschikking geen beroep in cassatie openstaat.