ECLI:NL:HR:2006:AU9735

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/106HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van schone lei bij beëindiging van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak gaat het om de weigering van de schuldenaren om een schone lei te verkrijgen na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank te Arnhem had op 10 december 2001 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken voor de verzoekers, die als schuldenaren worden aangeduid. De bewindvoerder verzocht op 12 juni 2003 om beëindiging van de regeling, maar de rechtbank besloot op 11 september 2003 om de regeling voort te zetten met een vastgesteld saneringsplan. Dit plan omvatte verplichtingen voor de schuldenaren, zoals het niet aangaan van nieuwe schulden en het vinden van betaald werk.

Na verloop van tijd, op 25 mei 2005, werd de beëindiging van de schuldsaneringsregeling behandeld. De rechtbank oordeelde op 2 juni 2005 dat de regeling eindigde met de slotuitdelingslijst en dat de schuldenaren tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. Hierop volgde hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, waar de schuldenaren verzochten om vernietiging van het vonnis en om een schone lei. Het hof bekrachtigde echter het vonnis van de rechtbank op 28 juli 2005.

Tegen deze beslissing stelden de schuldenaren cassatie in, maar de Hoge Raad, onder leiding van vice-president J.B. Fleers, oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarbij wordt opgemerkt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest werd openbaar uitgesproken op 7 april 2006 door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

7 april 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/106HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2]
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten-Batenburg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij twee afzonderlijke vonnissen van 10 december 2001 heeft de rechtbank te Arnhem ten aanzien van verzoekers tot cassatie - verder te noemen: de schuldenaren - de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
De bewindvoerder heeft bij brief van 12 juni 2003 beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van beide schuldenaren verzocht.
Na een mondelinge behandeling ter terechtzitting van 28 augustus 2003 heeft de rechtbank bij vonnis van 11 september 2003 bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt voortgezet en het volgende saneringsplan vastgesteld:
a. de schuldenaren zullen zich houden aan alle hen in het kader van de schuldsanering door de bewindvoerder te geven aanwijzingen en haar de nodige informatie verstrekken;
b. de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt bepaald op drie jaar;
c. de schuldenaren zullen (zonder toestemming van de bewindvoerder) geen nieuwe schulden aangaan;
d. één van de schuldenaren moet zich inspannen om betaald werk te vinden en aan de bewindvoerder verslag daarvan doen.
Wegens het verstrijken van de looptijd is de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaren ter terechtzitting van de rechtbank van 25 mei 2005 behandeld.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 2 juni 2005 vastgesteld dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst eindigt en dat de schuldenaren toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Tegen dit vonnis hebben de schuldenaren hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Daarbij hebben zij verzocht laatstvermeld vonnis van de rechtbank te vernietigen en primair te bepalen dat de schuldsaneringsregelingen zullen worden beëindigd met verstrekking van de zogenaamde schone lei en subsidiair te bepalen dat de schuldsaneringsregelingen zullen worden voortgezet totdat een van de schuldenaren de televisie heeft verkocht en de opbrengst aan de boedel heeft afgedragen.
Bij arrest van 28 juli 2005 heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben de schuldenaren beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 april 2006.