ECLI:NL:HR:2006:AU9353
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over valsheid in geschrift en oplichting met valse facturen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift, waarbij hij samen met mededaders valse facturen had opgemaakt voor niet geleverde diensten. De tenlastelegging betrof een periode van 1 september 2000 tot en met 29 november 2000, maar het Hof had in de bewezenverklaring abusievelijk een verkeerde aanvangsdatum vermeld. De Hoge Raad heeft deze vergissing hersteld en de bewezenverklaring aangepast.
De Hoge Raad oordeelde dat de keuze van factoren die relevant zijn voor de strafoplegging aan de feitenrechter is voorbehouden. Het Hof had in zijn overwegingen de proceshouding van de verdachte meegewogen, waarbij het Hof concludeerde dat de verdachte geen inzicht toonde in de ernst van zijn daden en geen verantwoordelijkheid nam voor zijn strafbare feiten. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als feitelijk en niet in cassatie te bestrijden beschouwd.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.