ECLI:NL:HR:2006:AU9241
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en boedelverdeling na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtelieden over de boedelverdeling na hun echtscheiding. De man heeft op 27 februari 2004 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te Maastricht, dat op 3 maart 2004 aan de vrouw is betekend. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 16 juni 2004 de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap bevolen, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon om de vrouw te vertegenwoordigen indien nodig. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, maar het hof heeft op 29 maart 2005 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen van de vrouw niet gegrond verklaard en het beroep verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder verdere motivering, gezien artikel 81 RO.