ECLI:NL:HR:2006:AU9241

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/088HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en boedelverdeling na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtelieden over de boedelverdeling na hun echtscheiding. De man heeft op 27 februari 2004 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te Maastricht, dat op 3 maart 2004 aan de vrouw is betekend. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 16 juni 2004 de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap bevolen, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon om de vrouw te vertegenwoordigen indien nodig. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, maar het hof heeft op 29 maart 2005 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen van de vrouw niet gegrond verklaard en het beroep verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder verdere motivering, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

14 april 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/088HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. B.D.W. Martens,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op 27 februari 2004 heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - bij de rechtbank te Maastricht een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. Dit verzoekschrift is op 3 maart 2004 aan verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - betekend.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 juni 2004 tussen partijen echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen bevolen, zulks met benoeming van mr. M.H.M. Bemelmans te Nuth als notaris ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden en met benoeming van mr. B. Reumkens, kandidaat notaris te Nuth, tot onzijdig persoon om de vrouw bij de verdeling te vertegenwoordigen, indien zij zou weigeren of in gebreke zou blijven voor de notaris te verschijnen of medewerking aan de verdeling te verlenen.
Bij beroepschrift, ingekomen op 19 juli 2004, heeft de vrouw tegen de beschikking van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Voor zover in cassatie van belang heeft de vrouw verzocht te bevelen "dat de uitgesproken echtscheiding wordt teruggedraaid op basis van rechtsoverwegingen die de Hoge Raad ertoe heeft gebracht af te wijken van een gebruikelijke toepassing van Nederlandse regelgeving omdat redelijkheid en billijkheid, mede gelet op de omstandigheden van het geval en internationale regelgeving die slaat op de bescherming van het individu en van het gezin, waarbij aansluiting wordt gevraagd bij Hoge Raad 7 december 1990, NJ 1991/593 en Hoge Raad 6 oktober 2000, NJ 2004/58".
De man heeft verweer gevoerd.
Na mondelinge behandeling op 22 februari 2005, waarbij partijen zijn gehoord, heeft het hof bij beschikking van 29 maart 2005 de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief, ingekomen ter griffie op 20 januari 2006, op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 april 2006.