ECLI:NL:HR:2006:AU9240
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Wijziging kinderalimentatie na echtscheiding en de gevolgen van een mondelinge overeenkomst
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van de kinderalimentatie die in een echtscheidingsbeschikking was vastgesteld. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in 2003 een verzoek ingediend bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch om de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen te verhogen. De rechtbank heeft de bijdrage in 2004 verlaagd, wat de vrouw niet accepteerde. In hoger beroep heeft het gerechtshof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoekschrift. De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de vrouw terecht heeft geklaagd over de beslissing van het hof. De vrouw stelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, omdat de man sinds december 2002 niet meer bijdroeg aan de kosten van de paardrijhobby van de kinderen, wat volgens haar een wijziging van de alimentatie rechtvaardigde. Het hof had echter geoordeeld dat er geen sprake was van een wijziging van omstandigheden zoals bedoeld in artikel 1:401 BW, en dat de vrouw een onjuiste procedure had gestart.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de vrouw niet-ontvankelijk was en dat de wijziging van de bijdrage in de kosten van de paardrijhobby wel degelijk relevant was voor de beoordeling van de kinderalimentatie. De zaak benadrukt het belang van mondelinge overeenkomsten in het kader van alimentatie en de noodzaak om deze in de beoordeling mee te nemen.