ECLI:NL:HR:2006:AU8330

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/109HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over partneralimentatie en vaststelling van draagkracht tussen ex-echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtelieden over de partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft op 31 maart 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam. Hij verzocht om wijziging van de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 28 maart 2002, met als doel de onderhoudsbijdrage aan de vrouw, verweerster in cassatie, te verlagen naar € 523,-- per maand, met ingang van 1 januari 2004. De vrouw heeft dit verzoek bestreden.

De rechtbank heeft op 29 september 2004 de beschikking van het gerechtshof gewijzigd en bepaald dat de man vanaf die datum € 1.170,-- per maand aan de vrouw moet betalen. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, terwijl de vrouw incidenteel hoger beroep instelde. Het gerechtshof heeft op 12 mei 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de onderhoudsbijdrage verhoogd naar € 1.358,-- per maand, met ingang van 29 september 2004.

Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet gegrond verklaard, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 24 februari 2006 door de raadsheren H.A.M. Aaftink, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser en E.J. Numann.

Uitspraak

24 februari 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/109HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
VERZOEKER tot cassatie,
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 31 maart 2004 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 28 maart 2002 in dier voege te wijzigen dat de onderhoudsbijdrage ten behoeve van verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - met ingang van 1 januari 2004 op € 523,-- per maand wordt gesteld.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 29 september 2004 voormelde beschikking van het gerechtshof te Amsterdam in zoverre gewijzigd dat de man met ingang van de datum van deze beschikking € 1.170,-- per maand aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal dienen te betalen, deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 12 mei 2005 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, met wijziging van de beschikking van dit hof van 28 maart 2002 de door de man te betalen uitkering tot het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 29 september 2004 op € 1.358,-- per maand bepaald en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof van 12 mei 2005 is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermelde beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, W.A.M. van Schendel, en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 februari 2006.