ECLI:NL:HR:2006:AU8329

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/047HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kinderalimentatie en draagkracht van de vader

In deze zaak gaat het om een geschil over kinderalimentatie tussen een man en een vrouw, die de ouders zijn van een minderjarige dochter. De vrouw heeft op 28 oktober 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Rotterdam, waarin zij verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 250,-- van de man voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter. De man heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 4 mei 2004 beslist dat de man inderdaad € 250,-- per maand moet betalen, met terugwerkende kracht vanaf 28 oktober 2003.

De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, terwijl de vrouw incidenteel hoger beroep instelde. Op 12 januari 2005 heeft het hof de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat de man de alimentatie met ingang van 1 september 2003 moet betalen. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand blijven.

Uitspraak

10 februari 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/047HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 28 oktober 2003 ter griffie van de rechtbank te Rotterdam ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht te bepalen dat verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - maandelijks aan de vrouw een bedrag van € 250,-- zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter], de minderjarige dochter van partijen.
De man heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 4 mei 2004 bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 28 oktober 2003 € 250,-- per maand dient uit te keren als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter].
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 12 januari 2005 heeft het hof de bestreden beschikking, voor zover in het incidentele appel aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigd en in zoverre opnieuw rechtdoende, bepaald dat de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie ad € 250,-- per maand, met ingang van 1 september 2003 dient te worden betaald en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 februari 2006.