ECLI:NL:HR:2006:AU8328

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/131HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot informatie en vergunningverlening voor hazardspelen op de internationale markt

In deze zaak, die betrekking heeft op de vergunningverlening voor het exploiteren van hazardspelen, zijn de eisers, onder leiding van Lightning Casino St. Maarten N.V., in cassatie gegaan tegen de beslissing van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen om hun vergunning te weigeren. De weigering was gebaseerd op inlichtingen van de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen (VNA), die aangaven dat een van de directeuren van Lightning Casino gelieerd zou zijn aan de georganiseerde misdaad. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 20 december 2002, waarin het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba was opgedragen om het vonnis van het gerecht in eerste aanleg te heroverwegen. Na de verwijzing bevestigde het hof het eerdere vonnis, wat leidde tot het cassatieberoep door Lightning Casino c.s.

De Hoge Raad oordeelt dat de Gouverneur in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, gezien de informatie van de VNA en de discretionaire bevoegdheid die het bestuursorgaan heeft. De Hoge Raad benadrukt dat het motiveringsbeginsel niet is geschonden, omdat de Gouverneur zich kon baseren op de betrouwbaarheid van de VNA. De eisers stelden dat de weigering van de vergunning een onrechtmatige daad opleverde, maar de Hoge Raad verwerpt dit beroep. De Hoge Raad concludeert dat de belangenafweging van de Gouverneur, die het algemeen belang vooropstelde, gerechtvaardigd was en dat er geen strijd was met de rechtsbeginselen.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep en veroordeelt Lightning Casino c.s. in de kosten van het geding, die aan de zijde van het Land zijn begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 28 april 2006.

Uitspraak

Ui28 april 2006
Eerste Kamer
Nr. R04/131HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. LIGHTNING CASINO ST. MAARTEN N.V.,
gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,
2. [Eiser 2],
wonende op St. Maarten, Nederlandse Antillen,
3. [Eiser 3],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
4. [Eiser 4],
wonende op de Turks & Caicos Eilanden,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
de openbare rechtspersoon DE NEDERLANDSE ANTILLEN,
gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties tussen eisers tot cassatie - verder te noemen: Lightning Casino (eiseres sub 1), [eiser] c.s. (eisers sub 2 tot en met 4) en gezamenlijk: Lightning Casino c.s. - en onder meer verweerder in cassatie - verder te noemen: het Land - verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 20 december 2002, R01/021, NJ 2004, 4. Bij dit arrest heeft de Hoge Raad - voor zover in cassatie nog van belang - het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 14 november 2000 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof verwezen.
Na memoriewisseling door partijen na verwijzing heeft het hof bij vonnis van 7 september 2004 het vonnis van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 13 december 1999, waarvan beroep, bevestigd.
Het vonnis van het hof van 7 september 2004 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld vonnis van het hof hebben Lightning Casino c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Land heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor Lightning Casino c.s. namens hun advocaat toegelicht door mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk, advocaat bij de Hoge Raad, en voor het Land door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In dit geding hebben Lightning Casino c.s. zich gewend tot het gerecht met een vordering die is weergegeven in het hiervoor in 1 vermelde arrest van de Hoge Raad van 20 december 2002. Deze vordering strekt onder meer tot het uitspreken van een verklaring voor recht dat het Landsbesluit waarbij de afgifte aan hen is geweigerd van een vergunning tot het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt door middel van servicelijndiensten, nietig is, dan wel deze weigering een onrechtmatige daad jegens hen oplevert.
Het gerecht heeft de vorderingen afgewezen. Het hof heeft dit vonnis bevestigd. Op het daartegen door Lightning Casino c.s. ingestelde beroep heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 20 december 2002 dit vonnis vernietigd op de grond, kort gezegd, dat het hof ten onrechte beslissend heeft geacht dat de rechter in de LOB-procedure de weigering om tot openbaarmaking over te gaan van de informatie die aan de afwijzende beslissing van de Gouverneur ten grondslag heeft gelegen, gegrond heeft geoordeeld. De Hoge Raad overwoog daartoe dat het in een procedure als de onderhavige gaat om de toegang van partijen tot voor die procedure relevante informatie, terwijl het in een LOB-procedure gaat om de aan een ieder toekomende aanspraak op publieke openbaarheid. Ten slotte heeft de Hoge Raad in rov. 4.4.6 van zijn arrest een viertal verwijzingsinstructies gegeven. Deze instructies betroffen het geval dat het Land zou volharden in zijn weigering te voldoen aan zijn in beginsel bestaande verplichting tot openbaarmaking van de informatie die aan de afwijzende beslissing van de Gouverneur ten grondslag heeft gelegen, met name de brief van 18 september 1996 van de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen (VNA).
3.2 In het geding na verwijzing heeft het Land bij memorie de door het hoofd van de VNA ondertekende (en in de kop en aan de voet als vertrouwelijk aangeduide) brief van 18 september 1996 aan de Minister van Justitie "gemakshalve" in het geding gebracht. Lightning Casino c.s. hadden tot dan toe tevergeefs om overlegging daarvan gevraagd. Het Land weigerde verdere inlichtingen te geven in het belang van het goede functioneren van zijn inlichtingendienst, die in vertrouwelijkheid moet kunnen werken.
De zojuist bedoelde brief luidt als volgt:
"Ons No.: [001]
Onderwerp: [eiser 3]
Met referte aan de ons ter fine van screening en adv(ies) toegezonden stukken met betrekking tot LIGHTNING CASINO St. Maarten, welke licentie aanvroeg voor het houden (van) buitengaatse hazardspelen (offshore sports betting), kun(nen) wij u als volgt berichten.
Ten aanzien van de direkteuren [eiser 2], [eiser 4], [betrokkene 1 en 2], is niets ten nadele beke(nd) geworden. Met betrekking tot [eiser 3] zijn inlichtingen verkregen, waaruit opgemaakt kan worden dat betrokkene gelieerd is met de georganiseerde misdaa(d). Desgewenst kan een en ander mondeling worden toegelicht."
Lightning Casino c.s. hebben daarop bij akte na cassatie van 25 november 2003 gesteld, kort gezegd, dat het Land zijn handelen ten onrechte tracht te rechtvaardigen met het belang dat zijn inlichtingendienst in vertrouwelijkheid moet kunnen werken, en dat het hof thans een beslissing dient te nemen als door de Hoge Raad in rov. 4.4.6(i) van zijn arrest van 20 december 2002 bedoeld.
Vervolgens heeft het hof het vonnis van het gerecht andermaal bevestigd. Voor zover in cassatie nog van belang, overwoog het daartoe als volgt. Aan de beslissing tot afwijzing van de gevraagde vergunning lagen niet méér "inlichtingen" ten grondslag dan de informatie die in de overgelegde brief van 18 september 1996 is neergelegd (rov. 3.2.2). Het aangevallen besluit berust dus in overwegende mate, zo niet geheel, op de informatie dat door de VNA inlichtingen zijn verkregen waaruit kan worden opgemaakt dat [eiser 3] met de georganiseerde misdaad is gelieerd. Het hof ging vervolgens veronderstellenderwijs ervan uit dat het motiveringsbeginsel naar Nederlands-Antilliaans recht meebrengt dat een bestuursorgaan, indien het een besluit baseert op van derden verkregen advies of inlichtingen, zich in het algemeen ervan vergewist en zich rekenschap geeft dat aan dat advies of die inlichtingen niet zodanige gebreken kleven dat het besluit daarop niet, althans niet zonder meer, mag worden gebaseerd. Nu het in deze zaak gaat om inlichtingen van de VNA, kan niet worden gezegd dat het bestuursorgaan (de Gouverneur) in strijd met het motiveringsbeginsel handelde door bij zijn beslissing zonder nader onderzoek op door deze dienst verstrekte inlichtingen af te gaan, enerzijds gelet op de betrouwbaarheid en zorgvuldigheid die van deze dienst mogen worden verwacht en op de bijzondere en wettelijk geregelde taak van die dienst, en anderzijds gelet op de aard van de beslissing waarom het hier gaat en de discretionaire bevoegdheid die het bestuursorgaan terzake heeft (rov. 3.2.3). De Gouverneur kon bij zijn belangenafweging in redelijkheid komen tot het oordeel dat het algemeen belang wordt geschaad indien een vergunning wordt verstrekt aan een instelling ten aanzien waarvan op grond van uit betrouwbare bron verkregen inlichtingen aanwijzingen bestaan dat een directeur aan de georganiseerde misdaad is gelieerd (rov. 3.2.4). Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor werd afgewezen (rov. 3.2.5-6). Daarom kan niet worden gezegd dat de Gouverneur, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid niet tot weigering van de verzochte vergunning heeft kunnen komen. Ook anderszins is niet in strijd gehandeld met regels van geschreven of ongeschreven recht of algemene rechtsbeginselen (rov. 3.2.7).
3.3 Het middel kan niet tot cassatie leiden. Het hof heeft blijkens rov. 3.2.6 van zijn vonnis in het midden gelaten of aan het landsbesluit van 10 oktober 1996 een gebrekkige procedure is voorafgegaan, maar heeft zelf, op basis van de informatie waarop de Gouverneur zijn besluit baseerde en van de reactie op die informatie van Lightning Casino c.s. in de akte van 25 november 2003, (in rov. 3.2.4 van zijn vonnis) geoordeeld dat de Gouverneur bij zijn aan zijn besluit ten grondslag liggende belangenafweging in redelijkheid heeft kunnen komen tot het oordeel dat het algemeen belang geschaad wordt indien de door Lightning Casino c.s. verzochte vergunning wordt verstrekt, hoewel er aanwijzingen bestaan dat een directeur van Lightning Casino c.s. gelieerd is aan de georganiseerde misdaad. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd, nu de reactie van Lightning Casino c.s. op de uiteindelijk aan hen bekend geworden informatie waarop de Gouverneur zijn beslissing heeft gebaseerd geen ontkenning, laat staan een gemotiveerde ontkenning, inhield van het uit die informatie blijkende feit dat [eiser 3] in verband werd gebracht met de georganiseerde misdaad. Hierop stuiten alle klachten van het middel af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Lightning Casino c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Land begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 28 april 2006.