ECLI:NL:HR:2006:AU8179
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Verlof tot tenuitvoerlegging van Duitse kinderalimentatiebeslissing
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Duitse moeder van een minderjarig kind en de Nederlandse vader over de betaling van kinderalimentatie. De vraag die centraal staat is of onder de EEX-Verordening verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland kan worden verleend op een door een Duitse rechter bij verstek uitgesproken kinderalimentatiebeslissing. De man, eiser tot cassatie, heeft op 26 maart 2004 de vrouw, verweerster in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Almelo. Hij vorderde de vernietiging van de beslissing waarbij verlof was verleend tot tenuitvoerlegging van de uitspraak van het Amtsgericht Hamburg Wandsbek van 1 april 2003, en veroordeling van de vrouw in de kosten van het exequatur en deze procedure.
De vrouw heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank, na een comparitie van partijen, bij eindvonnis van 18 augustus 2004 de vordering van de man heeft afgewezen. Tegen dit vonnis heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en er was geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 10 maart 2006.