3.3.1. De Rechtbank heeft haar beschikking van 3 augustus 2005 als volgt gemotiveerd:
"Tot 22 juli jl zou de verdachte onder de toen geldende noodmaatregel door het Openbaar Ministerie zonder dagvaarding zijn heengezonden. Met ingang van 22 juli is het beleid van het Openbaar Ministerie verscherpt in die zin, dat koeriers met méér dan 1,5 kilo weer zullen worden vervolgd. De vraag die de rechtbank in dit geval moet beantwoorden is of het noodzakelijk is dat deze verdachte, die terecht zal moeten staan op verdenking van de invoer van ongeveer 2,2 kilo cocaïne, in voorlopige hechtenis of thuis, in Nederland, haar berechting afwacht. Het uitgangspunt bij het toepassen van voorlopige hechtenis is dat de verdachte, hangende de berechting, in vrijheid het proces kan afwachten. De uitzonderingen op deze hoofdregel zijn limitatief opgesomd in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering. Omdat de verdachte in Nederland woont en first offender is, is de enige grond die hier aan de orde is, die waarbij op het vermoedelijk begane feit twaalf jaar gevangenis is gesteld en de rechtsorde daardoor ernstig is geschokt.
De officier van justitie en de raadsman hebben er terecht op gewezen dat volgens het Europese Hof (Letellier, Smirnova) één van de aanvaardbare redenen om af te wijken van genoemd uitgangspunt is "public disorder" en dat, om dit te kunnen aannemen, moet worden onderzocht of er concrete aanwijzingen zijn dat de vrijlating van de verdachte daadwerkelijk een verstoring van de openbare orde zal veroorzaken. De door het Europese Hof genoemde "public disorder" krijgt in de Nederlandse wet gestalte in de "geschokte rechtsorde". Voor de vraag of de rechtsorde geschokt is, is in elk geval niet uitsluitend bepalend de hoogte van de straf die op het feit is gesteld. Daarnaast zal moeten worden aangenomen dat het feit zo ernstig is, dat het met de heersende rechtsovertuiging zou strijden en het in de samenleving onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zou worden gevonden dat de verdachte haar berechting in vrijheid zou mogen afwachten.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de uitvoering van de noodmaatregel -wellicht onbedoeld -concrete aanwijzingen heeft opgeleverd dat dit laatste in gevallen als het onderhavige, niet aan de orde is. Noch het invoeren, noch het voortduren van de tijdelijke maatregel, hoe noodzakelijk wellicht ook, is in de samenleving aantoonbaar op onrust, verontwaardiging of verzet gestuit omdat de bewuste feiten een grove aantasting van de rechtsorde zouden betekenen. Gedurende de betrekkelijk lange periode -anderhalf jaar- waarin een grote stroom van koeriers zoals verdachte is heengezonden, is vanuit de samenleving geen waarneembare druk uitgeoefend om de maatregel zo spoedig mogelijk te beëindigen of naar andere oplossingen te zoeken, omdat het heenzenden van verdachten in wezen als onacceptabel werd beschouwd. Ook het onlangs verlagen van de grens van drie kilo naar 1,5 kilo heeft geen enkele reactie losgemaakt waaruit dit laatste kan worden afgeleid. In andere woorden, voor zover het gaat om deze vorm van overtreding van de Opiumwet, waarbij een koerier zich louter heeft schuldig gemaakt aan het, als first offender, op Schiphol binnen Nederland brengen van minder dan drie kilo cocaïne, heeft heenzending aantoonbaar niet tot grote sociale onrust geleid.
Zo bezien is er geen sprake van een geschokte rechtsorde in de zin van artikel 67a lid 2. Of de vrijlating van deze verdachte daadwerkelijk tot "public disorder" zal leiden, behoeft, gelet hierop, niet meer te worden onderzocht. De rechtbank is, dit alles in aanmerking genomen, van oordeel dat het in de samenleving niet als onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zal worden beschouwd dat deze verdachte, die voor 22 juli jl in het geheel niet zou zijn vervolgd, haar berechting thuis, in Nederland, zou mogen afwachten. De vordering tot gevangenhouding zal daarom worden afgewezen."