ECLI:NL:HR:2006:AU8082

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01352/05 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbergen van door misdrijf verkregen voorwerpen op de Nederlandse Antillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren in Suriname in 1961, was gedetineerd op Sint Maarten ten tijde van de aanzegging. Hij werd beschuldigd van het opzettelijk kopen en verbergen van door misdrijf verkregen voertuigen. De verdachte had samen met anderen auto’s, die in Europa door misdrijf waren verkregen, gekocht en deze zonder kentekenplaten in een zeecontainer naar de Nederlandse Antillen laten vervoeren. Het Hof concludeerde dat de verdachte de auto’s had verborgen in de zin van artikel 432 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (SrNA), omdat deze aan het zicht waren onttrokken van de rechthebbenden en de autoriteiten.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het misdrijf zoals omschreven in artikel 432 SrNA. De verdediging voerde aan dat de bewijsvoering niet voldoende was om de veroordeling te rechtvaardigen, maar de Hoge Raad verwierp deze middelen. De Hoge Raad concludeerde dat de bewijsvoering voldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij het verbergen van de voertuigen vast te stellen. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en het beroep in cassatie werd verworpen. De verdachte werd veroordeeld tot drie jaren en negen maanden gevangenisstraf.

Uitspraak

10 januari 2006
Strafkamer
nr. 01352/05 A
AGJ/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 14 september 2004, nummer PH 2/04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1961, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring op Sint Maarten.
1. De bestreden uitspraak
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 2 september 2003, voorzover aan het oordeel van het Hof onderworpen - de verdachte ter zake van 3 subsidiair "(de Hoge Raad leest:) medeplegen van een gewoonte maken van het opzettelijk kopen, inruilen, in pand nemen of verbergen van door misdrijf verkregen voorwerpen" en 4. "deelneming aan een vereniging die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" veroordeeld tot drie jaren en negen maanden gevangenisstraf.
1.2. De bijlage bij het vonnis houdende de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het onder 3 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen. Daartoe wordt aangevoerd dat uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de verdachte door misdrijf verkregen voorwerpen heeft verborgen.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezen verklaard:
"dat hij in de periode van 27 juni 2000 tot en met 1 oktober 2002 op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk kopen en/of verbergen van door misdrijf verkregen voorwerpen, immers heeft verdachte in voornoemde periode meermalen telkens opzettelijk meerdere personenauto's, welke door misdrijf waren verkregen, (telkens) gekocht en/of verborgen."
3.3. Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als het in art. 432 SrNA strafbaar gestelde misdrijf.
3.4. Art. 432 SrNA luidt als volgt:
"Hij die een gewoonte maakt van het opzettelijk koopen, inruilen, in pand nemen of verbergen van door misdrijf verkregen voorwerpen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren."
3.5. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen personenauto's die in Europa door misdrijf waren verkregen kocht en, nadat deze van hun kentekenplaten waren ontdaan, deze vanuit een garage in een zeecontainer liet vervoeren naar de Nederlandse Antillen. Hieruit heeft het Hof kunnen afleiden dat de verdachte deze personenauto's heeft verborgen in de zin van art. 432 SrNA. De personenauto's zijn door het handelen van de verdachte en zijn mededaders immers aan het zicht onttrokken en onttrokken gehouden van de rechthebbenden van die auto's en van de politiële en justitiële autoriteiten.
3.6. Het middel faalt derhalve.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 10 januari 2006.