ECLI:NL:HR:2006:AU8074
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontucht gepleegd door masseur/hypno-therapeut in de gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1953 en werkzaam als masseur/hypno-therapeut, was eerder door het Hof veroordeeld voor ontucht gepleegd met een cliënt die zich aan zijn zorg had toevertrouwd. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van een primair tenlastegelegde feit, maar hem wel veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens toegewezen, met een betalingsverplichting voor de verdachte.
De Hoge Raad behandelde het cassatiemiddel dat stelde dat niet kon worden afgeleid dat de verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad verwierp dit middel, verwijzend naar de uitgebreide conclusie van de Advocaat-Generaal, die betoogde dat bij de uitleg van artikel 249.2.3º Sr aansluiting gezocht moest worden bij de Wet BIG. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de Wet BIG, die een ruime omschrijving geeft van “handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg”, relevant was voor de beoordeling van de zaak.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat het cassatiemiddel niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak kon leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden aanwezig waren om de uitspraak ambtshalve te vernietigen, en verwierp het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier.