ECLI:NL:HR:2006:AU7936

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/341HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen appartementseigenaren en gemeente over schadevergoeding door bodemverontreiniging

In deze zaak gaat het om een geschil tussen gedupeerde appartementseigenaren en de Gemeente Maassluis over de afwikkeling van schade die zij hebben geleden als gevolg van bodemverontreiniging door vervuild havenslib. De eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben de Gemeente gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en vorderden een schadevergoeding van ƒ 92.914,--, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering op 12 oktober 2000 afgewezen, waarna de eisers hoger beroep hebben ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De Gemeente heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Het hof heeft op 29 april 2004 het vonnis van de rechtbank deels vernietigd en deels bekrachtigd. Tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest van het hof hebben de eisers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 3 maart 2006 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure. De advocaat-generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 1.156,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

3 maart 2006
Eerste Kamer
Nr. C04/341HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1], en
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE GEMEENTE MAASSLUIS,
gevestigd te Maassluis,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 2 februari 1999 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en, voor zover in cassatie van belang, gevorderd de Gemeente te veroordelen aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 92.914,--, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 oktober 2000 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De Gemeente heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na een tussenarrest van 12 december 2002 heeft het hof bij eindarrest van 29 april 2004 het vonnis waarvan beroep deels vernietigd en deels bekrachtigd.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 22 december 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak begroot op € 1.156,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 3 maart 2006.