ECLI:NL:HR:2006:AU7510

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/038HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over schadeverzekeringsovereenkomst en voortaxatie door deskundigen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. over de vraag of een schadeverzekeringsovereenkomst moet worden aangemerkt als een polis met voortaxatie door deskundigen, zoals bedoeld in artikel 275 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Eiser heeft op 31 augustus 2001 Nationale-Nederlanden gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij vorderde dat Nationale-Nederlanden hem een bedrag van ƒ 201.000,-- ofwel € 91.209,82 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 april 1999 of 12 september 1999, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Nationale-Nederlanden in de proceskosten. De rechtbank heeft op 20 november 2002 het door eiser gevorderde afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 5 oktober 2004 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 2.081,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

17 februari 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/038HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 31 augustus 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Nationale-Nederlanden - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Nationale-Nederlanden te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 201.000,-- ofwel € 91.209,82 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 1999 dan wel 12 september 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, het een en ander tegen finale kwijting, met veroordeling van Nationale-Nederlanden in de proceskosten.
Nationale-Nederlanden heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 20 november 2002 het door [eiser] gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 5 oktober 2004 heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nationale-Nederlanden heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 15 december 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nationale-Nederlanden begroot op € 2.081,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 februari 2006.