ECLI:NL:HR:2006:AU7139

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01202/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof inzake het afzien van het horen van getuigen in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2006 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor poging tot moord en die in cassatie ging tegen de beslissing van het Hof om af te zien van het horen van twee getuigen. De verdachte, geboren in Iran in 1973, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Arnhem. De advocaat van de verdachte, mr. R.A. van der Horst, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht.

De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het Hof om de getuigen niet te horen, niet begrijpelijk was zonder nadere motivering. De stukken toonden aan dat er geen bewijs was dat de oproeping van getuige [getuige 2] correct was uitgevoerd, en dat er geen documentatie was over de oproeping voor de zitting van 19 januari 2005. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden, maar de Hoge Raad kwam tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van het horen van getuigen in strafzaken en de noodzaak voor een duidelijke motivering van beslissingen die afwijken van deze procedure.

Uitspraak

10 januari 2006
Strafkamer
nr. 01202/05
EC/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 2 februari 2005, nummer 24/000671-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedatum] 1973, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Arnhem, lokatie "Arnhem-Zuid".
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 4 mei 2004 - de verdachte ter zake van "poging tot moord" veroordeeld tot acht jaren gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof heeft afgezien van het horen van twee getuigen op gronden die deze beslissing niet kunnen dragen.
3.2. Voorzover het middel klaagt over de beslissing de getuige [getuige 1] niet opnieuw op te roepen, kan het niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3. De stukken van het geding houden met betrekking tot de getuige [getuige 2] het volgende in:
(i) de akte van uitreiking van de oproeping van de getuige [getuige 2] tegen de terechtzitting van het Hof van 26 oktober 2004 houdt in dat deze oproeping, nadat op het op die akte vermelde adres niemand was aangetroffen en ter plaatse een bericht van aankomst was achtergelaten, op 18 oktober 2004 met die akte is teruggezonden aan de afzender; aan deze akte is gehecht een brief van S. Oosterman, procesbeheerder van het Ressortsparket Leeuwarden van 20 oktober 2004 aan het AZC Appelscha, alwaar de getuige was ingeschreven, inhoudende:
"Zoals zojuist telefonisch afgesproken doe ik u hierbij toekomen drie oproepingen van de getuigen die op uw AZC verblijven met het verzoek deze aan hen uit te reiken.
Zij dienen op dinsdag 26 oktober a.s. te 13.45 uur aanwezig te zijn bij de strafzitting betreffende verdachte [verdachte].";
bij de stukken bevindt zich geen stuk waaruit blijkt dat op enigerlei wijze gevolg is gegeven aan het in dit schrijven gedane verzoek;
(ii) het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 26 oktober 2004 houdt onder meer in:
"De raadsman voert aan:
Er zijn twee getuigen niet verschenen. Ik verzoek u nogmaals te trachten ook deze getuigen te horen. Met name voor de verklaring van [getuige 2] is het tijdstip waarover hij verklaart van belang.
(...)
In de zaak van [getuige 2] kan een bevel medebrenging worden gegeven.
De advocaat-generaal:
(...) Wat de verklaring van [getuige 2] betreft zie ik geen belang deze getuige te horen. Uit de mastgegevens blijkt dat verdachte al eerder in de buurt was. (...)
De voorzitter deelt mee dat het hof van oordeel is dat de getuigen [getuige 2] en (...) opnieuw moeten worden opgeroepen.
(...)
Het hof beveelt dat de getuigen (...) en [getuige 2] zullen worden opgeroepen tegen de datum en het tijdstip waarop met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
Het hof gelast tevens medebrenging van de getuige [getuige 2].";
(iii) ter terechtzitting van het Hof van 19 januari 2005 is de getuige [getuige 2] niet verschenen; bij de stukken bevindt zich geen akte van uitreiking van de oproeping van de getuige tegen die terechtzitting; het proces-verbaal van die terechtzitting houdt verder onder meer in:
"De advocaat-generaal deelt mee: de getuige [getuige 2] is onvindbaar. Ik leg hiertoe een notitie van hedenmorgen over met het verzoek deze aan het dossier toe te voegen.
(...)
De voorzitter deelt mee dat thans aan de orde is het verzoek van de verdediging om de getuige (...) en [getuige 2] te horen (...).
De advocaat-generaal voert aan:
(...)
Voor wat betreft de getuige [getuige 2] kan ik u zeggen dat hij wel ingeschreven staat bij het AZC in Appelscha maar dat hij vorige week niet is komen stempelen. Vanochtend is ook nog geprobeerd hem op te sporen maar zonder resultaat. [Getuige 2] zou mogelijk een vriendin hebben in Drachten. Maar onbekend is wie deze vriendin is en waar ze woont. Ook deze mededeling leg ik over aan uw hof.
De raadsvrouw voert aan:
formeel blijf ik bij mijn verzoek om getuigen te horen. Het verdedigingsbelang is groot. Ik ben van mening dat de getuige [getuige 2] te vinden moet zijn. Hij staat namelijk nog ingeschreven. Deze getuige is van groot belang in verband met het bewijzen van de voorbedachte raad. Mijns inziens kan hij wel binnen een redelijke termijn worden opgeroepen.
De verdachte verklaart: Ik wil dat de getuigen hier gehoord worden.
De advocaat-generaal verklaart verder:
(...)
Na een schorsing voor beraad wordt het onderzoek ter terechtzitting hervat.
De voorzitter deelt namens het hof mee:
er valt niet te verwachten dat de getuigen binnen een redelijke termijn ter terechtzitting kunnen worden gehoord. Daarom ziet het hof af van het horen van de getuigen [getuige 2] en (...).";
(iv) het door de Advocaat-Generaal ter terechtzitting overgelegde bericht over de poging de getuige mede te brengen, opgesteld door S. Oosterman voornoemd, houdt in:
"Ik heb zojuist contact gehad met de politie te Oosterwolde i.v.m. de last tot medebrenging van de getuige [getuige 2].
Hij is vanmorgen helaas niet aangetroffen in zijn caravan in Appelscha.
Volgens zijn caravanbewoners verblijft hij veel in Drachten, waar hij een vriendin schijnt te hebben. Het is niet bekend waar die vriendin woonachtig is, in ieder geval niet op het Drachtster AZC.
(...)
Ik heb vorige week vrijdag nog gebeld met het AZC en zij hebben toen meegedeeld dat [getuige 2] donderdag 13-01-2005 niet gestempeld heeft. Het AZC te Appelscha is wel de locatie waar hij officieel staat ingeschreven."
3.4. Het Hof heeft gelet op het ingevolge art. 415 Sv in hoger beroep toepasselijke art. 288 Sv bij zijn beslissing de getuige [getuige 2] niet opnieuw op te roepen de juiste maatstaf toegepast. Die beslissing is echter zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, in aanmerking genomen hetgeen onder 3.3 onder (i) is overwogen omtrent de eerste oproeping van de getuige, terwijl de stukken niets inhouden omtrent de oproeping van de getuige [getuige 2] tegen de terechtzitting van het Hof van 19 januari 2005.
3.5. Het middel is derhalve in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 10 januari 2006.