ECLI:NL:HR:2006:AU6941
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Wijziging omgangsregeling tussen ouders en minderjarige zoon
In deze zaak gaat het om een geschil tussen ouders over de wijziging van de omgangsregeling van de vader met zijn minderjarige zoon. De moeder heeft op 18 december 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Utrecht om de omgangsregeling, die was vastgesteld op 13 februari 2000, te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder op 9 juni 2004 afgewezen. Hierop heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 17 februari 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de omgangsregeling van de vader met de zoon beperkt, zoals door de moeder was verzocht. De vader heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader verworpen.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en W.A.M. van Schendel, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 17 februari 2006.