ECLI:NL:HR:2006:AU6941

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/062HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tussen ouders en minderjarige zoon

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ouders over de wijziging van de omgangsregeling van de vader met zijn minderjarige zoon. De moeder heeft op 18 december 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Utrecht om de omgangsregeling, die was vastgesteld op 13 februari 2000, te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder op 9 juni 2004 afgewezen. Hierop heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 17 februari 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de omgangsregeling van de vader met de zoon beperkt, zoals door de moeder was verzocht. De vader heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader verworpen.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en W.A.M. van Schendel, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 17 februari 2006.

Uitspraak

17 februari 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/062HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij verzoekschrift gedateerd 18 december 2003 heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - zich gewend tot de rechtbank te Utrecht en verzocht de bij beschikking van de rechtbank te Utrecht van 13 februari 2000 vastgestelde omgangsregeling tussen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - en het minderjarige kind van partijen, [de zoon], te wijzigen.
De vader heeft een verweerschrift ingediend.
Na behandeling van de zaak heeft de rechtbank bij beschikking van 9 juni 2004 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 17 februari 2005 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en met wijziging van de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 13 februari 2000, de omgangsregeling van de vader met [de zoon] beperkt, zoals door de moeder verzocht.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 februari 2006.