ECLI:NL:HR:2006:AU6935

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/008HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom en afgifte van een Rolls Royce tussen curator en eiser

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een curator, Uilke Evert Bakker, en eiser over de eigendom en afgifte van een Rolls Royce. De curator heeft de eiser gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden, waarbij hij primair vorderde dat de eiser de Rolls Royce zou afgeven aan de curator, en subsidiair een schadevergoeding van ƒ 45.000,--. De eiser heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat er een koopovereenkomst was gesloten voor een motorjacht, waarvoor de Rolls Royce als aanbetaling was gegeven.

De rechtbank heeft de eiser toegelaten tot bewijs van zijn stelling, maar heeft in het eindvonnis van 6 augustus 2003 geoordeeld dat de eiser niet in dat bewijs is geslaagd. De rechtbank heeft de subsidiaire vordering van de curator toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat de vonnissen heeft bekrachtigd.

Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het hof in strijd met artikel 24 Rv. de feitelijke grondslag van de vordering van de curator heeft aangevuld met een argument dat niet door de curator was aangevoerd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

Uitspraak

7 april 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/008HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben,
t e g e n
Uilke Evert BAKKER, in zijn hoedanigheid van curator van [betrokkene 1],
wonende te Oentsjerk,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft in zijn hoedanigheid van bijzonder curator van [betrokkene 1] bij exploot van 13 september 2001 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd (primair) [eiser] te veroordelen de Rolls Royce, tussen partijen genoegzaam bekend, af te geven aan de curator, althans aan een door of namens deze aan te wijzen derde, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Subsidiair heeft de curator gevorderd aan hem te betalen een bedrag van ƒ 45.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 juni 2001, althans vanaf de datum van dagvaarding.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd te verklaren voor recht dat tussen hem en [betrokkene 1] een koopovereenkomst is gesloten betreffende een motorjacht voor de koopsom van ƒ 300.000,--.
De curator heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 20 november 2002 [eiser] toegelaten tot het bewijs: dat [eiser] een motorjacht, een zogenaamde Europakruiser, voor een bedrag van ƒ 300.000,-- aan [betrokkene 1] heeft verkocht en dat [betrokkene 1] bij wijze van aanbetaling op genoemde koopsom een Rolls Royce aan [eiser] in eigendom heeft overgedragen. Na getuigenverhoor heeft de rechtbank bij eindvonnis van 6 augustus 2003 in conventie, de subsidiaire vordering van de curator toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen. De vordering in reconventie heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 6 oktober 2004 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de curator is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, met een beslissing over de kosten als in alinea 23 van de conclusie voorgesteld.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij beschikking van de rechtbank te Leeuwarden van 15 februari 2001 is [betrokkene 1] op grond van een geestelijke stoornis onder curatele gesteld met benoeming van Bakker tot curator.
(ii) [Betrokkene 1] heeft op enig moment een Rolls Royce gekocht voor een bedrag van ƒ 35.000,--. Na de aanschaf is het kenteken van de auto op naam gezet van [eiser]. Deze is ook in het bezit gesteld van de sleutels en het kenteken van de auto. De auto heeft zich bevonden op het terrein van [eiser]. [Eiser] heeft de auto aan een derde verkocht.
3.2 De curator heeft zijn hiervoor in 1 weergegeven vordering tot afgifte van de Rolls Royce, subsidiair tot betaling van vervangende schadevergoeding, gebaseerd op de stelling dat [betrokkene 1] daarvan eigenaar is (geweest). [Eiser] voerde als verweer dat [betrokkene 1] een motorjacht van hem had gekocht en de Rolls Royce omstreeks oktober 2000 aan hem in eigendom had overgedragen als aanbetaling op de door [betrokkene 1] verschuldigde koopsom van ƒ 300.000. Tevens stelde hij een voorwaardelijke reconventionele vordering in, die in cassatie niet meer ter zake doet. De curator heeft de door [eiser] gestelde overeenkomst betwist.
De rechtbank heeft [eiser] toegelaten tot het bewijs van de door hem gestelde overeenkomst. In haar eindvonnis heeft zij [eiser] niet in dit bewijs geslaagd geacht en hem daarom overeenkomstig de subsidiaire vordering van de curator veroordeeld tot schadevergoeding. De primaire vordering was niet meer voor toewijzing vatbaar, omdat de auto door [eiser] aan een derde in eigendom is overgedragen.
In het door [eiser] ingestelde appel heeft het hof de bestreden vonnissen bekrachtigd. In conventie overwoog het hof daartoe, kort gezegd, als volgt. Uit de door [eiser] als partijgetuige afgelegde verklaring blijkt dat partijen beoogd hebben de Rolls Royce over te dragen ten titel van verhaal, ertoe strekkend [eiser] in zijn schuldeisersbelangen te beschermen, zodat op grond van art. 3:84 lid 3 BW geen sprake is geweest van een geldige titel tot eigendomsoverdracht. Nu [eiser] ook geen andere wijze van eigendomsovergang heeft aangevoerd, volgt daaruit dat [betrokkene 1] eigenaar van de Rolls Royce is gebleven (rov. 4.3-4.4).
3.3 Onderdeel 1.1 van het tegen dit arrest aangevoerde middel betoogt, kort samengevat, dat het hof in strijd met art. 24 Rv. de feitelijke grondslag van de vordering van de curator heeft aangevuld. Deze heeft immers niet aangevoerd dat de door [eiser] gestelde titel van eigendomsverkrijging van de Rolls Royce ongeldig zou zijn op grond van art. 3:84 lid 3 BW; evenmin heeft hij zich beroepen op hetgeen [eiser] als getuige heeft verklaard. De curator heeft aan zijn vordering slechts ten grondslag gelegd dat tussen partijen in het geheel geen koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het door [eiser] bedoelde motorjacht.
3.4 Het onderdeel treft doel. De gedingstukken laten immers geen andere uitleg toe dan dat de curator zijn vordering uitsluitend heeft gebaseerd op de stelling dat [betrokkene 1] eigenaar is (geweest) van de Rolls Royce en deze niet aan [eiser] in eigendom heeft overgedragen. Het hof heeft daarom ten onrechte het bestreden vonnis bekrachtigd met een argument dat het heeft ontleend aan de door [eiser] als partijgetuige afgelegde verklaring, welk argument niet door de curator aan zijn vordering ten grondslag is gelegd. Dit stond het hof niet vrij omdat [eiser] daardoor werd tekortgedaan in zijn recht zich naar behoren te kunnen verdedigen (vgl. HR 1 oktober 2004, C 03/093, NJ 2005, 92 en de MvT bij art. 24 Rv., Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht, blz. 161).
3.5 De overige onderdelen van het middel behoeven geen behandeling. Het bestreden arrest zal worden vernietigd. Nu de curator de bestreden beslissing niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 6 oktober 2004;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eiser] op € 439,58 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van de curator op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 april 2006.