ECLI:NL:HR:2006:AU6792

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01040/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. van Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een veroordeling wegens overtreding van het verbod op zwemmen in openbaar water tijdens een demonstratie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Kantonrechter te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 50,- voor het zwemmen in de Hofvijver, een openbaar water, op Prinsjesdag, terwijl zij protesteerde tegen het beleid van het rechtse kabinet Balkenende. De verdediging voerde aan dat de Kantonrechter onvoldoende had gemotiveerd waarom de verweren van de verdachte niet waren gehonoreerd. De Hoge Raad oordeelde dat de Kantonrechter op grond van de relevante wetgeving, waaronder artikel 80.2.c RO en artikel 358.3 Sv, uitdrukkelijk een beslissing had moeten geven over de door de verdachte gevoerde verweren. Aangezien deze beslissing ontbrak in de bestreden uitspraak, verklaarde de Hoge Raad het cassatiemiddel gegrond. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar de Kantonrechter te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter en de rechten van de verdachte in het kader van vrije meningsuiting en demonstratierecht.

Uitspraak

3 januari 2006
Strafkamer
nr. 01040/05
AGJ/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, van 8 april 2004, nummer 09/163022-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Kantonrechter heeft de verdachte ter zake van "overtreding van COMPAS/APV" veroordeeld tot een geldboete van € 50,- subsidiair een dag hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de Kantonrechter door en namens de verdachte gevoerde verweren ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen.
3.2. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte bewezenverklaard:
"dat zij op 17 september 2002 te 's-Gravenhage in de Hofvijver, zijnde een openbaar water, heeft gezwommen en/of gebaad."
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de Kantonrechter van 8 april 2004 houdt - voorzover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Door de kantonrechter ondervraagd, verklaart de verdachte - zakelijk weergegeven - als volgt:
Het klopt dat ik in de Hofvijver ben gesprongen. Ik wist niet dat niet mocht. Het gebeurde op Prinsjesdag. Ik was niet alleen maar met een vriendin. Zij kon helaas vandaag niet komen. Zij heeft wel haar visie van het gebeurde op papier gezet. Wij wilden protesteren tegen het beleid van het rechtse kabinet Balkenende. We waren erg boos dat we niet mochten protesteren waar wij dat wilden n.l. op een plek waar we de mensen duidelijk konden maken dat we het niet eens waren met het beleid van het kabinet Balkenende. Op de plek waar wij mochten demonstreren stonden containers. Niemand kon zien waartegen wij protesteerden. Door ons deze plek aan te wijzen voor onze demonstratie konden wij onze mening niet vrij uiten. Mijn vriendin heeft geen boete gekregen. Als de verbalisant ons gewoon gewaarschuwd had, waren we weggegaan. Ik vind dat de Hofvijver, net als een straat, openbaar terrein is. Ik ben al eerder opgepakt en geverbaliseerd voor het demonstreren n.l. tegen het onderwijsbeleid. Daarvoor ben ik vrijgesproken.
Mr. Hummels verklaart:
Ik lees de verklaring voor van de [getuige] en zou graag willen dat dit onderdeel van het dossier gaat uitmaken.
De officier van justitie voert het woord en vordert een geldboete van € 50,- bij niet betalen te vervangen door 1 dag hechtenis. In deze zaak is extra verzwarend dat één en ander op Prinsjesdag heeft plaatsgevonden.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Ik ben het hier niet mee eens. Ik vind dat er een recht moet zijn voor vrije meningsuiting.
Mr. Hummels:
Het is juist dat er niet in openbaar water gezwommen mag worden. Den Haag voert een beleid dat gericht is tegen demonstraties. Politie en burgemeester moeten wel tegemoet komen aan de wensen van de demonstranten. Mijn cliënte is inderdaad in het water gesprongen en daarna op het eiland geklommen. In een commercieel televisieprogramma heeft zij hierover een toelichting mogen geven. Fysieke verhindering valt ook onder de rechten van de mens. Was het nu noodzakelijk dat deze overtreding strafrechtelijk wordt vervolgd?"
3.4. Aldus is verweer gevoerd waaromtrent de Kantonrechter op grond van art. 80, tweede lid aanhef en onder c, RO in verbinding met art. 358, derde lid, Sv juncto art. 359, tweede lid en negende lid (oud) Sv op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak - die niet voldoet aan de eisen van het te dezen toepasselijke art. 395, tweede lid, Sv - niet voorkomt, is het middel, voorzover het daarover klaagt, gegrond.
4. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, opdat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. van Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 3 januari 2006.