ECLI:NL:HR:2006:AU6776
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de toepassing van tbs met dwangverpleging zonder instemming van de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Iran en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Demersluis' te Amsterdam, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof om hem ter beschikking te stellen met dwangverpleging. De verdachte had in eerdere procedures zijn medewerking aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek geweigerd, tenzij dit onder cameratoezicht zou plaatsvinden. Het Hof oordeelde dat de verdachte medewerking weigerde aan het onderzoek, wat volgens artikel 37, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht de toepassing van tbs zonder instemming mogelijk maakte.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd en geoordeeld dat het gebruik van deskundigenrapporten die langer dan een jaar voor de terechtzitting zijn gedagtekend, gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld en dat de verdachte niet kon worden gehoord in zijn verzet tegen de toepassing van de maatregel. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef.
Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder tbs met dwangverpleging kan worden opgelegd, vooral in situaties waarin de verdachte zijn medewerking aan onderzoek weigert. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de rechterlijke bevoegdheid in dergelijke gevallen verduidelijkt.