ECLI:NL:HR:2006:AU6742
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing getuigenverzoek in strafzaak met betrekking tot poging tot zware mishandeling en andere misdrijven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1944 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Overijssel' te Zwolle, had in hoger beroep verzocht om het horen van getuigen, te weten de verbalisanten Brand en Berg, in verband met de tenlastelegging van verschillende misdrijven, waaronder poging tot zware mishandeling en bedreiging. Het hof had dit verzoek afgewezen op basis van het verdedigingscriterium en het noodzaakcriterium, waarbij het hof oordeelde dat de noodzaak om de getuigen te horen niet was gebleken.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste maatstaf had aangelegd bij de beoordeling van het verzoek. De Hoge Raad benadrukte dat het hof het verzoek had moeten afwijzen op de gronden zoals vermeld in artikel 288, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien het verzoek betrekking had op een situatie die onder artikel 287, derde lid, onder a, viel. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, omdat het de noodzaak benadrukt van een zorgvuldige beoordeling van verzoeken tot het horen van getuigen in strafzaken. De beslissing van het hof om het verzoek af te wijzen werd als onvoldoende gemotiveerd beschouwd, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak en de terugverwijzing van de zaak.