ECLI:NL:HR:2006:AU6528
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil over omgangsregeling tussen ouders en pleegouders na ontheffing van ouderlijk gezag
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarig kind, dat onder toezicht staat van pleegouders, over de vaststelling van een omgangsregeling. De ouders zijn ontheven van het ouderlijk gezag en de pleegouders zijn benoemd tot voogden. De zaak begint met een verzoekschrift van de pleegouders, ingediend op 24 oktober 2003 bij de rechtbank te Dordrecht, waarin zij verzoeken de ouders te ontheffen van het gezag over hun kind, geboren op [geboortedatum] 1993 in Irak, en hen tot voogden te benoemen. De ouders verzetten zich tegen dit verzoek en vragen om een omgangsregeling met hun kind.
De rechtbank heeft op 28 april 2004 de ouders ontheven van het gezag en de pleegouders tot voogden benoemd, maar het verzoek van de ouders om een omgangsregeling werd afgewezen. De ouders hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 januari 2005 de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk heeft vernietigd, maar de ouders niet-ontvankelijk verklaarde in hun verzoek om een omgangsregeling.
De ouders hebben vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte de maatstaf van artikel 1:377f BW heeft toegepast in plaats van artikel 1:377a BW, wat betreft de beoordeling van de ontvankelijkheid van de ouders in hun verzoek tot omgang. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de juridische relatie tussen ouders en kind en de noodzaak om de juiste maatstaf toe te passen bij verzoeken om omgangsregelingen.