ECLI:NL:HR:2006:AU6285
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontzetting uit het beroep van turnleraar wegens seksuele misdrijven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, een turnleraar, was eerder door het Hof veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en ontzet voor zeven jaar van het recht om het beroep van turnleraar/-trainer uit te oefenen. De veroordeling was gebaseerd op meerdere seksuele misdrijven tegen minderjarigen, waaronder ontucht en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De Hoge Raad oordeelde dat de stelling van de verdachte, dat van een beroep slechts sprake kan zijn als het een hoofdwerkzaamheid betreft, onjuist was. De Hoge Raad bevestigde dat ook activiteiten die niet bezoldigd zijn, maar wel een beroepsmatig karakter hebben, onder de definitie van 'beroep' vallen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het Hof art. 55 Sr niet had vermeld als toepasselijke wettelijke bepaling. De Hoge Raad voegde deze bepaling toe en verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde misdrijven en de noodzaak van ontzetting uit het beroep, gezien de lange periode van misbruik en het risico op herhaling.