ECLI:NL:HR:2006:AU6096
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil over de verdeling van een nalatenschap
In deze zaak gaat het om een geschil over de verdeling van een nalatenschap, waarbij de Hoge Raad op 10 februari 2006 uitspraak doet. De eisers tot cassatie, bestaande uit drie personen, hebben in eerdere instanties hun gelijk geprobeerd te halen tegen een groep van tien verweerders, die ook in cassatie zijn gegaan. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, die teruggaat tot een arrest van de Hoge Raad van 3 juni 1994, waarin het beroep van de verweerders werd verworpen. Na verschillende rechtsprocedures, waaronder een deskundigenonderzoek en meerdere tussenarresten van het gerechtshof, heeft de rechtbank te Rotterdam op 27 januari 1997 een eindvonnis gewezen waarin de gemeenschap van de nalatenschap werd verdeeld. Dit vonnis werd later door het hof vernietigd en leidde tot verdere rechtsgang.
De Hoge Raad heeft in deze cassatieprocedure de klachten van de eisers en verweerders beoordeeld. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft in zijn conclusie tot verwerping van beide beroepen geadviseerd. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de cassatieberoepen verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de eisers zijn gekomen. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, maar de klachten van de partijen waren niet van dien aard dat zij tot cassatie konden leiden. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer E.J. Numann.