ECLI:NL:HR:2006:AU5283

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/118HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een minderjarig kind en afwijzing van verzoek tot vernietiging wegens dwaling

In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 28 februari 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Maastricht om de erkenning van de minderjarige [het kind] te vernietigen op grond van dwaling, zoals bedoeld in artikel 1:205 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Tevens heeft hij verzocht om de benoeming van een bijzonder curator voor [het kind]. De rechtbank heeft op 24 april 2003 mr. W. de Vilder benoemd tot bijzonder curator. De vrouw, verweerster in cassatie, heeft geen verweerschrift ingediend, terwijl de bijzonder curator op 4 september 2003 heeft gereageerd op het verzoek van de man. Op 21 januari 2004 heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.

Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Na een mondelinge behandeling op 24 juni 2004 heeft het hof op 29 juli 2004 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De man heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De verweerders in cassatie zijn niet verschenen. De Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de advocaat van de man op 4 november 2005 heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 27 januari 2006 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

27 januari 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/118HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [De vrouw],
wonende te [woonplaats],
2. MR. W. DE VILDER, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige [het kind],
kantoorhoudende te Beek,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij verzoekschrift gedateerd 28 februari 2003, aangevuld bij verzoekschrift van 29 juli 2003, heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot de rechtbank te Maastricht en op de voet van art. 1:205 lid 1, aanhef en onder b, BW verzocht de erkenning van de minderjarige [het kind] te vernietigen. De man heeft voorts bij aanvullend verzoekschrift van 27 maart 2003 verzocht een bijzonder curator ten behoeve van [het kind] te benoemen.
Bij beschikking van 24 april 2003 heeft de rechtbank mr. W. de Vilder benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige [het kind].
Verweerster in cassatie sub 1 - verder te noemen: de vrouw - heeft geen verweerschrift ingediend. De bijzonder curator heeft gereageerd bij schrijven van 4 september 2003.
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 januari 2004 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Na mondelinge behandeling op 24 juni 2004 heeft het hof bij beschikking van 29 juli 2004 de beschikking van de rechtbank van 21 januari 2004 bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Verweerders in cassatie zijn niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 4 november 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 27 januari 2006.