ECLI:NL:HR:2006:AU5277

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/113HR (1434)
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de hoogte van schadeloosstelling wegens onteigening voor de aanleg van de Betuwespoorlijn

In deze zaak gaat het om een geschil over de hoogte van de schadeloosstelling die aan de eiseres moet worden betaald wegens de onteigening van haar grond ten behoeve van de aanleg van de Betuwespoorlijn. De Hoge Raad heeft op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, waarin de eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.P. van den Berg, in cassatie ging tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De eiseres had eerder een procedure gevoerd die leidde tot een vonnis van de rechtbank te Dordrecht, dat op 12 juli 2000 was gewezen. Dit vonnis werd door de Hoge Raad vernietigd in een eerder arrest van 27 juni 2001, waarna de zaak werd verwezen naar het hof voor verdere behandeling.

Na een deskundigenonderzoek, dat door het hof was gelast, werd in het eindarrest van 3 februari 2005 de schadeloosstelling vastgesteld op € 1.080.214,73. De eiseres werd veroordeeld om een bedrag van € 185.832,07 aan de verweerster, Railinfrabeheer B.V., te betalen, alsook tot betaling van de kosten van de deskundigen. De verweerster had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep van de eiseres.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

10 februari 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/113HR (1434)
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg,
t e g e n
RAILINFRABEHEER B.V., voorheen genaamd NS Railinfrabeheer B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.G. de Vries Robbé.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties tussen thans verweerster in cassatie - verder te noemen: Railinfrabeheer - en thans eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 27 juni 2001, NJ 2002, 528.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad in het principale en in het incidentele beroep het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 12 juli 2000 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage.
[Eiseres] heeft bij exploot van 4 december 2001 Railinfrabeheer opgeroepen te verschijnen voor dat hof teneinde verder te procederen na verwijzing.
Na memoriewisseling heeft het hof bij tussenarrest van 28 augustus 2003 een deskundigenonderzoek gelast en drie deskundigen benoemd.
Na deskundigenbericht heeft het hof bij eindarrest van 3 februari 2005 het bedrag van de schadeloosstelling bepaald op € 1.080.214,73, [eiseres] veroordeeld om aan Railinfrabeheer te betalen hetgeen van het aan haar betaalde voorschot de schadeloosstelling overtreft, zijnde een bedrag van € 185.832,07, partijen, ieder voor de helft, veroordeeld tot betaling van de kosten van de deskundigen in eerste aanleg en bij het hof en Railinfrabeheer veroordeeld in de overige kosten van het geding in eerste aanleg en na verwijzing.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Railinfrabeheer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P.J. Wattel strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 11 november 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Railinfrabeheer begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 februari 2006.