ECLI:NL:HR:2006:AU5275
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil over de uitleg van een bepaling in een huwelijksakte onder Iraans recht
In deze zaak gaat het om een geschil over de uitleg van een bepaling in een huwelijksakte die onder Iraans recht is opgemaakt. De vrouw, eiseres in cassatie, heeft de man, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Zij vorderde een betaling van ƒ 33.000,--, of een door de rechtbank te bepalen lager bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De man heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen, en heeft zelf een tegenvordering ingesteld voor een bedrag van 1.000.000,-- reaal of de actuele tegenwaarde daarvan. De rechtbank heeft in een tussenvonnis en een eindvonnis de man veroordeeld tot betaling van ƒ 1.236,--, vermeerderd met wettelijke rente. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de man heeft veroordeeld tot betaling van € 14.413,--, vermeerderd met wettelijke rente. De man heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.