ECLI:NL:HR:2006:AU4756
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de geldigheid van een beschikking tot vaststelling van buitenlands onzuiver inkomen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 januari 2005, betreffende de beschikking van de Inspecteur over het overbrengen van buitenlands onzuiver inkomen. De Hoge Raad oordeelt dat een te late vaststelling van een beschikking tot vaststelling van een naar een volgend jaar over te brengen buitenlands onzuiver inkomen geen gevolgen heeft voor de geldigheid van die beschikking. De Inspecteur had op 15 maart 2002 het negatieve buitenlandse inkomen van belanghebbende vastgesteld op ƒ 618.025. Deze beschikking werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. Belanghebbende ging in cassatie, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende en de Advocaat-Generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de beschikking niet ongeldig is, ook al is deze niet tijdig gegeven. De Hoge Raad stelt vast dat de wetgever met artikel 3a van het Besluit voorkoming dubbele belasting niet heeft beoogd dat een te late vaststelling de geldigheid van de beschikking in gevaar brengt. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtszekerheid voor belastingplichtigen gewaarborgd blijft, ook als de vaststelling van de beschikking na de aanslag plaatsvindt. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.