Verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - heeft bij exploot van 3 augustus 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] -, [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], (hierna: [betrokkene 1]), [betrokkene 2], wonende te [woonplaats], (hierna: [betrokkene 2]) en Megafleur B.V., gevestigd te Enschede, (hierna: Megafleur) gedagvaard voor de rechtbank te Almelo en gevorderd bij vonnis, [eiseres], [betrokkene 1], [betrokkene 2] en Megafleur, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen aan de Bank te betalen een bedrag van ƒ 683,111,21, te vermeerderen met de wettelijke rente en voorts hen te veroordelen in de kosten van het geding, die van de in de dagvaarding vermelde beslag daaronder begrepen.
[Eiseres], [betrokkene 1], [betrokkene 2] en Megafleur hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd bij vonnis de Bank te veroordelen om aan hen te vergoeden alle schade (inclusief wettelijke rente vanaf 27 juli 2001, althans vanaf de dag der aangifte bij de politie zijnde 14 augustus 2001, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf 10 oktober 2001 tot aan de dag der algehele voldoening) die zij hebben geleden, lijden en nog zullen lijden ten gevolge van het wanpresteren en het onrechtmatig handelen van de Bank, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van de Bank in de kosten van het geding.
De Bank heeft in reconventie de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 24 april 2002 in conventie [eiseres], [betrokkene 2] en Megafleur hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de anderen zullen zijn bevrijd, aan de Bank tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 309.982,35, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, [eiseres], [betrokkene 2] en Megafleur hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van de Bank veroordeeld, dat vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hetgeen meer of anders in conventie gevorderde, alsmede de vordering in reconventie afgewezen, met veroordeling van [eiseres], [betrokkene 2], [betrokkene 1] en Megafleur in de proceskosten.
Tegen dit vonnis hebben [eiseres] en [betrokkene 1] zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. [Betrokkene 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis, voor zover in reconventie gewezen. De Bank heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 30 september 2003 heeft het hof in het incidenteel appel [betrokkene 1] gelast bescheiden over te leggen. Bij arrest van 30 maart 2004 heeft het hof in het principaal appel het hoger beroep verworpen met veroordeling van [eiseres] en [betrokkene 1] in het kosten van het principaal appel aan de zijde van de Bank. In het incidenteel appel heeft het hof het vonnis van de rechtbank Almelo van 24 april 2002 in conventie tussen de Bank en [betrokkene 1] vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, [betrokkene 1] veroordeeld om hoofdelijk naast [eiseres], [betrokkene 2] en Megafleur aan de Bank een bedrag van € 309.982,35 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2001 tot de dag der algehele voldoening, en [betrokkene 1] in zijn aandeel van de kosten in de eerste instantie in conventie en in de kosten van het incidenteel hoger beroep aan de zijde van de Bank veroordeeld en dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Beide arresten van het hof is aan dit arrest gehecht.