ECLI:NL:HR:2006:AU3948
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige binnentreding door opsporingsambtenaren en bewijsuitsluiting in strafzaak
In deze zaak oordeelt de Hoge Raad over de rechtmatigheid van het binnentreden van opsporingsambtenaren in de woning van de verdachte, die werd verdacht van het bezit van een grote hoeveelheid softdrugs. De politie had een sterke weedlucht waargenomen in een flatgebouw en, na het verkrijgen van een machtiging tot binnentreden, de woning van de verdachte betreden zonder dat deze thuis was. De machtiging tot binnentreden was echter niet correct ingevuld, waardoor het binnentreden als onrechtmatig werd beschouwd. Tijdens het onrechtmatige binnentreden werd 2795 gram weed aangetroffen, waarna de Rechter-Commissaris werd ingeschakeld en een rechtmatige doorzoeking plaatsvond waarbij in totaal 49 kg softdrugs werd in beslag genomen.
Het hof had in hoger beroep geoordeeld dat de doorzoeking onder leiding van de Rechter-Commissaris rechtmatig was en dat de onderzoeksresultaten niet als rechtstreeks gevolg van het eerdere onrechtmatig binnentreden van het bewijs moesten worden uitgesloten. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat het hof niet onjuist heeft geoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheden van het geval, waaronder de sterke weedlucht en de daaropvolgende rechtmatige doorzoeking, voldoende rechtvaardigen dat de onrechtmatigheid van het binnentreden niet leidt tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen softdrugs. Het beroep in cassatie wordt verworpen, en de eerdere uitspraak van het hof blijft in stand.