ECLI:NL:HR:2006:AU3869
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen beslissing tot verwijzing ex art. 423.2 Sv niet-ontvankelijk
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in haar beroep tegen de verwijzing van de zaak op grond van artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat de beslissingen van het hof geen einduitspraken zijn, waardoor de verdachte hierin niet kan worden ontvangen. Daarnaast zijn er verzoeken gedaan op basis van een anonieme brief, waarin getuigen en een rapport van de Rijksrecherche worden genoemd. De Hoge Raad bevestigt dat het hof de juiste maatstaf heeft toegepast bij de beoordeling van deze verzoeken. De afwijzing van de verzoeken door het hof wordt niet als ontoereikend of onbegrijpelijk gemotiveerd beschouwd. De Hoge Raad wijst erop dat de anonieme herkomst van de informatie en de inhoud van de brief onvoldoende aanknopingspunten bieden om de juistheid van de claims aannemelijk te maken. De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover dit gericht is tegen de beslissingen van het hof tot verwijzing van de zaak naar de Rechtbank, en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen op 14 maart 2006.